98
bij geïsoleerde onder spanning staande kabels, omdat u de spanning niet uit hoeft te
schakelen en de kabel verbinding te verbreken.
WAARSCHUWING! Plaats geen tangen rond niet geïsoleerde geleiders die
onder spanning staan.
WAARSCHUWING! Voor het plaatsen of verwijderen van een zendtang rond
een stroomkabel, moet u altijd controleren of de zendtang is aangesloten op de
zender.
Voor het zoeken of identificeren van individuele lijnen kan een ontvangsttang op de
accessoireaansluiting van de kabelzoeker aangesloten worden en deze kan rond individuele
pijpleidingen of kabels geklemd worden.
Stethoscopen en kabelzoekersignaaltangen
Kabelzoekertangen kunnen gebruikt worden voor het identificeren van een
doelkabel of -leiding tussen verschillende andere leidignen door te zoeken naar het
sterkste lokalisatiesignaal. Als kabels in elkaar of dicht op elkaar liggen, kan een
stethoscoopantenne gebruikt worden in plaats van een klem.
Om een stethoscoop of kabelzoekertang te gebruiken, sluit u deze aan op de
accessoireaansluiting van de kabelzoeker. De kabelzoeker detecteert het accessoire
automatisch en filtert locatiemodi die niet relevant zijn uit.
Sondes, flexstangen en FlexiTrace
Sondes zijn zenders die op batterijen werken en handig zijn voor het lokaliseren van niet
metalen pijpleidingen. Ze kunnen bevestigd worden aan een flexstang zodat ze door
leidingen gedrukt kunnen worden, en sommige zijn geschikt om door leidingenwerk te
blazen. De RD8100 kan een reeks sondefrequenties detecteren, inclusief frequenties
die uitgezonden worden door flexiprobe
™
P540c duwkabelsystemen en flexitrax
™
P550c
crawlers.
Lees de bedieningshandleiding voor gedetailleerde informatie over het lokaliseren van
sondes.
Een FlexiTrace is een traceerbare duwkabel van glasvezel met geïntegreerde
draadgeleiders en een sonde aan het uiteinde. Hij wordt aangesloten op de uitgang
van de zender en wordt meestal gebruikt voor niet metalen pijpleidingen met een kleine
diameter. De gebruiker heeft de mogelijkheid de gehele lengte van de duwkabel te
lokaliseren of ervoor te kiezen alleen het uiteinde van de duwkabel te zoeken.
De FlexiTrace heeft een maximaal vermogen van 1W. Bij gebruik van de FlexiTrace met
een Radiodetection Tx-5(B)- of Tx-10(B)-zender, moet de uitgangsvermogenlimiet
ingesteld worden op 1W in het menu MAX P en moet de uitgansspanningslimiet
ingesteld worden op LOW in het menu MAX V.
Er zijn geen extra instellingen nodig voor de Tx-1-zender.