RE 521, RE 551 PLUS, RE 581, RE 581 PLUS
Nederlands
221
De waterslang voordat deze op het
apparaat wordt aangesloten even met
water doorspoelen, zodat zand en
andere vuildeeltjes niet in het apparaat
terecht kunnen komen.
N De slang (diameter 3/4") aansluiten
N De klauwen in elkaar schuiven en
tot aan de aanslag naar rechts
draaien
N Waterkraan opendraaien – de
waterkast stroomt vol met water
Geen vuil water gebruiken. Bij een
slechte waterkwaliteit (bijv. drijfzand)
een waterfilter in de watertoevoer
gebruiken – zie "Speciaal toebehoren".
De spanning en de frequentie van het
apparaat (zie typeplaatje) moeten
corresponderen met de spanning en de
frequentie van het elektriciteitsnet.
De minimale beveiliging (zekering) van
de netaansluiting moet overeenkomstig
de technische gegevens zijn uitgevoerd
– zie "Technische gegevens".
Het apparaat moet via een
aardlekschakelaar op het
elektriciteitsnet worden aangesloten, die
de stroomtoevoer onderbreekt als de
aardlekstroom hoger is dan 30 mA.
De netkabel moet voldoen aan
IEC 60364 en aan de nationale
voorschriften.
De verlengkabel moet, afhankelijk van
de netspanning en de kabellengte, de
vermelde minimale doorsnede hebben.
Aansluiting op de contactdoos
Voor de aansluiting op het
elektriciteitsnet, controleren of het
apparaat is uitgeschakeld – zie
"Apparaat uitschakelen"
N De netsteker van het apparaat op
de netsteker van de verlengkabel in
de volgens voorschrift
geïnstalleerde contactdoos steken
Apparaat op het
waterleidingnet aansluiten
Apparaat op het lichtnet
aansluiten
Kabellengte Minimale
doorsnede
400 V – 415 V / 3~:
Tot 20 m 1,5 mm
2
20 m tot 50 m 2,5 mm
2
230 V / 3~:
Tot 20 m 2,5 mm
2
20 m tot 50 m 4,0 mm
2
230 V – 240 V / 1~:
Tot 20 m 2,5 mm
2
20 m tot 50 m 4,0 mm
2
200 V / 3~:
Tot 10 m 3,5 mm
2
10 m tot 30 m 5,5 mm
2