GEEFT, MOET MET EEN MATIGE
SNELHEID WORDEN GEREDEN EN
MAG NIET PLOTSELING GEREMD
WORDEN OF MOGEN GEEN SNELLE
MANOEUVRES UITGEVOERD WOR-
DEN ZODAT DE TRACTIE NIET
WORDT VERLOREN EN U EVENTU-
EEL ZOU KUNNEN VALLEN OF EEN
ONGEVAL ZOU KUNNEN VEROORZA-
KEN.
03_31
Stopping the engine (03_31)
•
Release the throttle grip (1)
(Pos. A), brake gradually and at
the same time "downshift" gears
to slow down.
Once the speed is reduced, before
stopping the vehicle:
•
Operate the clutch lever (2) so
that engine does not shut off.
When the vehicle is at a standstill:
•
Set the gearshift lever in neutral
(green "N" indicator light lit).
•
Release the clutch lever.
•
While at a temporary halt, keep
at least one of the vehicle
brakes held.
Stoppen van de motor (03_31)
•
Laat het gashandvat los (1)
(Pos.A), activeer geleidelijk de
remmen en "schakel" tegelijker-
tijd terug om snelheid te minde-
ren.
Wanneer men snelheid geminderd
heeft, voert men het volgende uit voor-
dat het voertuig volledig komt stil te
staan:
•
Activeer de hendel van de kop-
peling (2) zodat de motor niet
stilvalt.
Met het voertuig stil:
•
Plaats de hendel van de ver-
snelling in vrij (groene controle-
lamp "N" aan).
•
De koppelingshendel loslaten.
•
Tijdens een momentele pauze
houdt men minstens één rem in-
getrokken.
122