110
Nederlands
Gebruiks-en onderhoudshandleiding
NL
11. Storingen in de werking
1. Er arriveert geen stroom bij de motor.
2. Onvoldoende spanning.
5. De niveauvoelers geven geen toestemming.
9. Waaier geblokkeerd.
11. Driefasige motor. Fase onderbroken.
12. Driefasige motor. Het relais is te laag afgesteld.
15. Gepompte vloeistof te dik.
16. Droog bedrijf van de elektropomp.
19. Gepompte vloeistof te dik of viskeus.
onvoldoende.
of de persleiding.
De elektropomp
start niet
De elektropomp start
beveiliging grijpt in
Onvoldoende prestaties
afstelling.
eventueel naar de assistentiedienst gaan.
apparatuur.
eventueel.
8. Herstel de aansluitingeni.
assistentiedienst.
energiebedrijf.
11. Herstel de aansluitingen.
12. Regel de afstelling.
13. Zoek de onderbreking op. Repareer dit of ga naar
de assistentiedienst.
Vervangen.
elektropomp.
17. Vervangen.
assistentiedienst.
19. De vloeistof verdunnen. Vervang de elektropomp
assistentiedienst.
25. Vervangen of repareren.
26. Vergroot de opvangkamer. Zorg voor ontgassing.
STORINGEN WAARSCHIJNLIJKE OORZAKEN OPLOSSINGEN