NL
91
Let op het risico voor vergiftiging door koolmonoxide,
een geurloze, giftige en dodelijke stof.
Hanteer brandstof buiten waar geen vonken of vlammen zijn. -
Kies een kale ondergrond, stop de machine en laat hem -
afkoelen voordat u benzine bijvult.
Gebruik nooit oude of vervuilde benzine of een olie/ -
benzine mengsel. Voorkom dat er vuil of water in de
brandstoftank terechtkomt.
Mors geen benzine op de kunststof delen om deze niet te -
beschadigen. Bij toevallig lekken, onmiddellijk met water
spoelen. De garantie dekt geen schade veroorzaakt door
benzine aan de kunststof delen van de carrosserie of van
de motor.
Draai de dop langzaam los om druk te laten ontsnappen -
en om te voorkomen dat er brandstof rond de dop naar
buiten lekt.
Maak het gebied rond de tankdop schoon om -
verontreiniging te voorkomen.
Voordat u de tankdop terugzet, de pakking schoonmaken -
en inspecteren.
Draai de dop van de tank stevig dicht nadat u brandstof -
hebt bijgevuld. Het trillen van de machine kan leiden tot
het losraken van een niet goed afgesloten brandstofdop
waardoor brandstof gemorst kan worden.
Veeg uit de machine gemorste brandstof weg en laat het -
restant van de brandstof vervliegen. Loop 3 m weg van de
plaats waar u brandstof hebt bijgevuld voordat u de motor
start.
Probeer nooit gemorste brandstof te verbranden. -
Zet de machine nooit op een plaats met brandbare -
materialen zoals droge bladeren, stro, papier, enzovoorts.
Haal nooit de dop van de tank als de motor loopt. -
Let erop dat u er geen brandstof terechtkomt op uw -
kleding. Als u brandstof gemorst hebt op uw kleding, kleed
u dan om. Was alle delen van uw lichaam die in contact zijn
gekomen met brandstof. Gebruik water en zeep.
Stel brandstoftank niet bloot aan direct zonlicht. -
Bewaar en vervoer brandstof in een hiervoor -
goedgekeurde, schone tank.
Bewaar brandstof op een koele, droge, goed geventileerde -
plaats.
Bewaar de maaier en brandstof op een plaats waar -
brandstofdampen geen vonken of open vuur van
verwarmingsketels, elektrische motoren of schakelaars,
ketels, enz. kunnen bereiken.
Houd brandstof uit de buurt van kinderen. -
Gebruik nooit brandstof voor reinigingswerkzaamheden. -
LET OP
De tank moet gevuld worden bij afgezette motor op -
een onoverdekte en goed geventileerde plek. Bedenk
dat benzinedampen brandbaar zijn. BRENG GEEN
VLAMMEN IN DE BUURT VAN DE OPENING VAN DE
TANK OM DE INHOUD ERVAN TE CONTROLEREN EN
ROOK NIET TIJDENS HET TANKEN.
Controleer of er geen brandstoflekkage is. Verhelp -
eventuele lekkage voordat u de machine gebruikt.
Neem, indien nodig, contact op met uw dealer.
Draai de dop (A, Fig.9) los en vul de tank met brandstof met
behulp van een trechter. Let er daarbij op om de tank niet
volledig te vullen. De inhoud van het reservoir is ongeveer 6 liter.
Bandenspanning
Een juiste bandenspanning is noodzakelijk om het maaidek
geheel vlak boven het grasoppervlak te krijgen, zodat u een
mooi maairesultaat krijgt. Draai de beschermdoppen los en
sluit de ventielen op een persluchtmachine met een
manometer aan.
De bandenspanning moet als volgt zijn:
VOOR 1,5 bar
ACHTER 1,0 bar
Montage van de opvangzak of van de steenbeschermkap
LET OP: Gebruik de machine nooit zonder dat de
opvangzak of de steenbeschermkap is gemonteerd.
Maak de opvangzak vast door het bovenste gedeelte van het
frame (A, Fig.13) op de twee gaten van de steunen (B) te schuiven
en let erop de twee pijlen samen te laten vallen. Wanneer u geen
gras wilt opvangen, kunt u de grasopvangzak vervangen door de
op aanvraag verkrijgbare kit steenbeschermkap (C), die net als de
opvangzak kan worden bevestigd en die bovendien aan de
achterplaat moet worden vastgemaakt met de pinnen (D) en de
splitpennen (E), zoals in de afbeelding is weergegeven.
Controle van de veiligheid en de efficiëntie van de
machine
Controleer of de veiligheidssystemen werken zoals is 1.
beschreven in het overzicht op pag.93.
Controleer of de parkeerrem goed werkt.2.
Begin niet met maaien als het mes trilt of als u denkt dat 3.
het niet goed geslepen is. Bedenk altijd dat:
Een niet goed geslepen mes scheurt het gras en zorgt ervoor
dat het gazon geel wordt.
Een losgedraaid mes veroorzaakt abnormale trillingen en kan
een gevaar vormen.
LET OP: Gebruik de machine niet als u er niet zeker
van bent dat hij goed en veilig werkt en neem
onmiddellijk contact op met uw dealer voor de
noodzakelijke controles of reparaties.
6.2 Gebruik van de machine
Starten
LET OP: De machine moet in de openlucht of in een
goed geventileerde ruimte worden gestart. DENK
ERAAN DAT UITLAATGASSEN GIFTIG ZIJN.
Voordat u de motor start:
open de benzinekraan (A, Fig.11), die toegankelijk is vanaf -
de wielbak linksachter;
raak de snelheidsregelingspedalen niet aan; -
schakel het mes uit; -
schakel de parkeerrem in, vooral op hellende terreinen. -
Ga daarna als volgt te werk:
zet de gashendel in de “CHOKE”-stand in geval van een -
koude start, of tussen “LANGZAAM” en “SNEL” als de motor
al warm is;
steek de sleutel in het contactslot, draai hem in de stand -
(1) “BEDRIJF” om het elektrische circuit te activeren en zet
hem daarna in de stand (ON) “START” om de motor te
starten en laat hem los zodra de motor gestart is.
Breng de gashendel bij draaiende motor in de stand
“LANGZAAM”.
VOORZICHTIG
De choke moet worden uitgeschakeld zodra de motor -
normaal draait. Wanneer de choke bij warme motor
gebruikt wordt, kan de bougie besmeurd raken en een
onregelmatige werking van de motor veroorzaken.
Blijf bij startproblemen niet starten om te voorkomen dat -
de accu leegloopt en om de motor niet te verzuipen. Zet
de sleutel in de STOP-stand (OFF), wacht enkele seconden
en herhaal de handeling. Raadpleeg de tabel HULP BIJ HET
OPLOSSEN VAN PROBLEMEN op pag. 100 van deze
handleiding en het instructieboekje van de motor,
wanneer het probleem aanhoudt.
Denk er altijd aan dat de veiligheidsvoorzieningen de start -
van de motor verhinderen wanneer niet aan de
veiligheidscondities is voldaan (zie pag. 12). Als in dit geval
de vrijgave voor de start hersteld is moet de sleutel op
STOP (OFF) worden gezet, voordat de procedure herhaald
kan worden.