9 AFVOERLEIDING
9.1 AFVOERNAAF
Wanneer de onderplaat van de buitenunit tijdelijk wordt
gebruikt als een aftapreservoir, en het aftapwater hierin wordt
afgetapt, wordt deze aftapontkoppelingskraan gebruikt voor de
aansluiting met de aftapleiding.
Model Toepasbaar model
DBS-12L
RAS-(2/2.5)HVNP1
RAS-3HVNC1
RAS-3HVRNS3
Aansluitprocedure
1 Steek het plastic kapje in de afvoernaaf tot aan de
geëxtrudeerde gedeeltes.
2 Steek de naaf in de bodemplaat van de unit tot aan de
geëxtrudeerde gedeeltes.
3 De grootte van de afvoernaaf is 15 mm (buitendiameter).
4 Een aftapeiding wordt niet meegeleverd.
? OPMERKING
• Gebruikdezeafvoernaafsetnietineenkoudeomgeving,omdathet
afvoerwaterdankanbevriezen.
• Deze afvoernaaf kan niet al het afvoerwater opvangen. Als al het
aftapwatermoetwordenopgevangen,moetuvooreenaftapreservoir
zorgendatgroterisdandebodemplaatvandeunitenditaftapreservoir
onderdeunitplaatsen.
Afvoerleiding
Plastic kapje
Plastic
kapje
Afvoergat
100 mm
Plastic
kapje
Afvoergat
Duwen Duwen
≥ O.D. ∅ 16 mm
10 ELEKTRISCHE BEDRADING
10.1 ALGEMENE CONTROLE
1 Controleer of de ter plekke gekozen elektrische
onderdelen (hoofdschakelaars, zekeringautomaat, draden,
geleidingsaansluitingen en klemmen) overeenkomen met
de vermelde elektrische specicaties. Controleer of deze
onderdelen voldoen aan de nationale en regionale normen
op gebied van elektriciteit.
2 Volgens de Richtlijn 2004/108/EC (89/336/EEC) van de
Raad inzake elektromagnetische compatibiliteit, toont de
volgende tabel: Maximaal toegestane systeemimpedantie
Z
max
op het raakvlakpunt met de toevoer van de gebruiker,
overeenkomstig de normen EN61000-3-11.
MODEL Z
max
(Ω) MODEL Z
max
(Ω)
RAS-2HVNP1 - RAS-3HVNC1 -
RAS-2.5HVNP1 - RAS-3HVRNS3 -
3 De harmonische situatie van ieder model met betrekking tot
IEC 61000-3-2 en IEC 61000-3-12 is als volgt:
MODELSITUATIE MET BETREKKING TOT
IEC 61000-3-2 EN IEC 61000-3-12 Ssc “xx”
MODELLEN
Apparatuur conform IEC 61000-3-2
(professioneel gebruik)
RAS-2HVNP1
RAS-2.5HVNP1
RAS-3HVNC1
RAS-3HVRNS3
4 Controleer of de netvoedingspanning binnen +/-10% van de
nominale spanning ligt.
5 Controleer of de impedantie van de netvoeding laag genoeg
is om ervoor te zorgen dat de aanloopspanning niet onder
de 85% van de nominale spanning zakt.
6 Controleer of de aardedraad goed is aangesloten.
7 Gebruik zekeringen met het vermelde vermogen.
? OPMERKING
Controleer bij meerdere voedingsbronnen of deze allemaal zijn
uitgeschakeld.
! LET OP
• Controleer of de schroeven van het klemmenblok stevig zijn
vastgedraaid.
• Controleerofdebinnen-enbuitenventilatorenzijnstopgezetvoordat
u aan de elektrische bedrading werkt of een periodieke controle
uitvoert.
• Bescherm de draden, aftapleiding, elektrische onderdelen en
dergelijke tegen ratten en andere kleine dieren. Ratten kunnen
onbeschermde onderdelen beschadigen en zo kan in het ergste
gevalbrandontstaan.
• Wikkel de meegeleverde pakking rond de bedrading en vul het
kabeldoorvoergat met behulp het afdichtmateriaal, om de unit te
beschermentegencondenswaterofinsecten.
• Zetdedradengoedmetdesnoerklemvastaandebinnenkantvan
debinnenunit.
• Leidde dradendoor hetuitdrijfgat inhet zijpaneelwanneer ueen
geleidinggebruikt.
• Zetdekabelvandeafstandsbedieningmetdesnoerklemvastinde
elektrischebox.
• Deelektrische bedradingmoetvoldoenaandenationale enlokale
normen. Neem contact op met de plaatselijke autoriteiten voor
informatieovernormen,regels,reglementenetc.
• Controleerofdeaardkabelgoedisaangesloten.
• Gebruikzekeringenmethetvermeldevermogen.
! GEVAAR
• Voer aansluitingswerken of aanpassingswerken uitsluitend uit
wanneerdehoofdschakelaaruitgeschakeldstaat.
• Controleer of de aardedraad goed aangesloten, gemarkeerd en
afgeslotenis,inovereenstemmingmetnationaleenlokalenormen.
AFVOERLEIDING