Northstar Explorer S310 Installation and Operation Manual
54
3 Snelheid, gemiddelde snelheid, maximum snelheid, trimsnelheid
Het apparaat geeft verschillende snelheden aan:
SPEED: de huidige snelheid van de boot.
AVG SPEED: de gemiddelde snelheid vanaf
het moment dat AVG SPEED gereset werd, of
het apparaat werd ingeschakeld.
MAX SPEED: de maximum snelheid vanaf
het moment dat MAX SPEED gereset werd, of
het apparaat werd ingeschakeld.
TRIM SPEED: Trimsnelheid kan gebruikt
worden voor het tunen van raceboten.
Trimsnelheid meet de veranderingen in de
snelheid van de boot, afhankelijk van het
moment dat u de trimsnelheid tot nul gereset
heeft. Als de boot bijvoorbeeld 10 knopen
vaart als u de trimsnelheid reset, dan is de
trimsnelheid nul. En:
Als u de vaarsnelheid verhoogt tot 11.5
knopen, dan is de trimsnelheid 1.5 knopen.
Als u de vaarsnelheid verlaagt tot 8.5
knopen, dan is de trimsnelheid -1.5
knopen.
3-1 Snelheids- en logeenheden instellen
De eenheden voor snelheid waaruit u kunt kiezen
zijn KNOTS (knopen), KPH (km p/u) en MPH
(mijl p/u). Als u één van deze selecteert verandert
de eenheid voor het log automatisch mee.
Druk op of totdat SPEED weergegeven
wordt. Houdt vervolgens ingedrukt totdat de
eenheden veranderen; indien nodig houdt u
ingedrukt totdat de eenheden weer veranderen.
3-2 Gemiddelde snelheid instellen
Na het resetten begint de berekening van een
nieuwe gemiddelde snelheid:
Druk op 1. of totdat AVG SPEED (gem.
snelheid) wordt weergegeven.
Druk op 2. + .
3-3 Maximum snelheid resetten
Na het resetten begint de berekening van een
nieuwe maximum snelheid:
1 Druk op of totdat MAX SPEED (maximale
snelheid) wordt weergegeven.
2 Druk op + .
3-4 Trimsnelheid resetten
Na het resetten staat de trimsnelheid weer op nul:
Druk op 1. totdat TRIM SPEED (trimsnelheid)
wordt weergegeven.
Druk op 2. + .
3-5 Instellen van snelheidsdemping
Golven en wind veroorzaken kleine fluctuaties
in de snelheid van de boot. Voor een stabiele
weergave berekent de S310 de snelheid van
de boot en de trimsnelheid door de snelheid
verschillende keren te meten en het gemiddelde
van deze metingen te nemen. Deze demping
varieert van 1 tot 5.
Een lagere waarde neemt het gemiddelde
over een kortere periode. Dit geeft een
exactere weergave van de snelheid, maar ook
meer fluctuaties.
Een hogere waarde neemt het gemiddelde
over een langere periode. Dit geeft een meer
stabiele weergave van de snelheid, maar
sommige snelheidsveranderingen zullen niet
worden weergegeven.
Zet de snelheidsdemping op de laagste waarde
welke een stabiele weergave van de snelheid geeft.
De waarden 1, 2, 3, 4 en 5 geven de gemiddelde
snelheid over repectievelijk 6, 12, 18, 24 of 30
seconden. Voor de meest precieze trimsnelheid
moet u de demping wellicht verhogen. Om de
demping in te stellen:
Druk u verschillende keren op 1. + totdat het
snelheidsdemping scherm wordt weergegeven:
Demping is 4
Druk op 2. of om de demping te
veranderen.
Druk op 3. .