Een kit aanpassen (KIT EDIT 1) 
45 
Layer Type 
FADE2, XFADE, 
SWITCH, SW 
(MONO),   
ALTERNATE, HI-
HAT 
MIX: de waves voor layer A en layer B worden altijd samen gespeeld als een laag.   
FADE1: als u de pad aanslaat aan de Fade Point-snelheid of harder, speelt layer B ook 
samen als een laag.   
FADE2: als u de pad aanslaat aan de Fade Point-snelheid of harder, wordt het geluid van 
layer B als een laag toegevoegd, afhankelijk van hoe hard u speelt. Layers A en B spelen 
aan hetzelfde volume als u de pad aanslaat aan de snelheid van Fade End.   
XFADE: dit werkt in principe hetzelfde als FADE2, maar layer A klinkt zachter als u de pad 
sterker aanslaat dan de snelheid van het Fade Point tot en met de snelheid van het Fade 
End.   
SWITCH: schakelt tussen lagen op basis van hoe hard u speelt. Layer A wordt afgespeeld 
wanneer u de pad aanslaat op een niveau dat zwakker is dan de snelheid van het Fade 
Point; en layer B wordt afgespeeld wanneer u de pad aanslaat op een niveau dat 
krachtiger is dan de snelheid van het Fade Point.   
SW (MONO): in principe hetzelfde als SWITCH, maar alleen het meest recente geluid dat 
LAYER A/B speelt is hoorbaar (monofone modus), zodat nieuwere geluiden die u speelt de 
vorige overschrijven.   
ALTERNATE: layers A en B worden afwisselend afgespeeld.   
HI-HAT: gebruik dit in combinatie met het HH CTRL-pedaal. Als u het HH CTRL-pedaal 
indrukt, wordt het geluid van layer A (HH CLOSE) afgespeeld.   
Als u het HH CTRL-pedaal loslaat, wordt het geluid van layer B (HH OPEN) afgespeeld. Wijs 
het HH gesloten-geluid toe aan layer A en het HH open-geluid aan layer B. 
Fade Point 
Stelt de slagkracht in waarop layer B begint te klinken. Met een instelling van “1” speelt 
layer B steeds af, ongeacht hoe hard u de pad aanslaat.   
Dit is alleen ingeschakeld als Layer Type = FADE1, FADE2, XFADE, SWITCH of SW (MONO) 
Fade End 
Stelt het eindpunt van het fade- of crossfadebereik in wanneer het Layer Type “FADE2” of 
“XFADE” is. 
LAYER A/B 
Loop 
Stelt in hoe vaak een wave wordt herhaald.   
Als dit op “ON” staat, blijft de wave zich herhalen. 
Trigger Type 
ALTERNATE 
Stelt in hoe de waves worden afgespeeld als u de pad aanslaat.   
ONE SHOT: de wave klinkt elke keer dat u de pad aanslaat.   
ALTERNATE: de wave klinkt en stopt afwisselend bij elke slag op de pad. 
Poly/Mono 
Stelt in of de wave in polyfone of monofone modus worden afgespeeld.   
POLY: als er al een geluid wordt afgespeeld, wordt het nieuwe geluid eroverheen 
gespeeld.   
MONO: als er al een geluid wordt afgespeeld, overschrijft het nieuwe geluid dit geluid. 
 
[F1] (MULTI VIEW) 
Als het selectievakje is aangevinkt, wordt de instelwaarde voor de geselecteerde parameter weergegeven 
in de lijst met pads aan de rechterkant. 
Dit is handig als u een parameter zoals het volume voor elke layer in één keer wilt instellen. 
 
1.
 
Gebruik de [à] [á]-cursorknoppen om een parameter te selecteren. 
2.
 
Druk op de [ã]-cursorknop om de cursor naar de pad te verplaatsen. 
3.
 
Druk op een [à] [á] [ã] [â]-cursorknop of sla een pad aan om de pad die u wilt instellen te selecteren. 
4.
 
Gebruik de [-] [+]-knoppen of de [VALUE]-regelaar om de waarde te bewerken. 
Schakelt layer A in of uit. 
Schakelt layer B in of uit. 
Kopieert of verwisselt een layer. 
[SHIFT] + [F5] 
(PAD INIT) 
Initialiseert de geselecteerde pad.