148 149Quick Start Guide
GRIND
31. PATTERN (BANK) – Deze knop wordt
gebruikt om als volgt toegang te krijgen tot
het huidige patroon of het banknummer:
PATTERN: Druk op PATTERN en een
van de 8 LOCATION LED's toont het
huidige patroonnummer (van 1 tot 8).
Als u wilt overschakelen naar een ander
patroonnummer, houdt u de knop PATTERN
ingedrukt en drukt u op een van de STEP-
knoppen (1 tot 8) of drukt u op <KYBD om te
verlagen of STEP> om het patroonnummer
te verhogen.
BANK: Druk op SHIFT en PATTERN en een
van de 8 LOCATIE-LED's toont het huidige
banknummer (van 1 tot 8). Als u wilt
overschakelen naar een ander banknummer,
houdt u zowel SHIFT als BANK ingedrukt en
drukt u op een van de STEP-knoppen (1 tot 8)
of drukt u op <KYBD om te verlagen of STEP>
om het banknummer te verhogen.
32. OCTAVE/LOCATION – Deze veelkleurige LED's
tonen verschillende details, zoals het octaaf,
patroonnummer, banknummer, huidige
PAGINA en POORTLENGTE.
33. KEYBOARD/STEP SWITCHES – Met deze
multifunctionele schakelaars kunt u
afzonderlijke patroonstappen bekijken en
selecteren, een patroonnummer selecteren,
een patroonbank selecteren. Ze worden
gebruikt tijdens het opnemen van een
patroon om de huidige stap weer te geven.
Actieve stappen worden verlicht met een
constante rode LED en de huidige stap
knippert rood.
De schakelaars zijn ingedeeld als een
13-noten toetsenbord. Het octaaf kan op en
neer worden bewogen door op de schakelaars
<KYBD of STEP> te drukken en de rij van 8
LED's toont het huidige octaaf. De schakelaars
worden gebruikt om de sequencerbewerking
te regelen, evenals de arpeggiatorbediening.
34. SHIFT – Dit wordt gebruikt om toegang
te krijgen tot de secundaire functies
van sommige van de andere sequencer-
besturingselementen, zoals SET END, BANK,
SWING, KYDB en STEP. Houd SHIFT en de
andere schakelaar tegelijkertijd ingedrukt.
SHIFT + PATTERN (BANK) toont bijvoorbeeld
het huidige BANK-nummer in de LOCATOR-
LED's.
35. PAGE – Elk patroon kan maximaal 32 stappen
lang zijn. Met deze schakelaar kunt u elk van
de 4 pagina's van elk 8 stappen weergeven.
De LOCATION LED's 1 t/m 4 geven aan op
welke pagina je zit. Als er een patroon wordt
afgespeeld, tonen de STEP-LED's de gebruikte
stappen op de huidige pagina.
36. LAY/STOP – Start of stopt het afspelen
van het patroon. Als SHIFT tegelijkertijd
wordt gehouden, is dit het begin van de
patroonopslagprocedure.
37. REC – Druk hierop om de opname van
een nieuw patroon te starten. Dit wordt
ook gebruikt met SHIFT tijdens de
patroonopslagprocedure.
38. KYBD – Druk op SHIFT + KYBD om de
sequencer in de toetsenbordmodus te zetten.
Druk hierop om het octaaf van het klavier met
13 noten te wijzigen.
39. STEP – Druk op SHIFT + STEP om de
sequencer in STEP-modus te zetten.
Drukhierop om het octaaf van het klavier met
13 noten te wijzigen.
40. POWER – Geeft aan dat er stroom wordt
geleverd aan het apparaat en dat de
aan/uit-schakelaar op het achterpaneel
isingeschakeld.
MIDI-sectie
41. MIDI IN - Deze 5-pins DIN-aansluiting
ontvangt MIDI-gegevens van een externe
bron. Dit is meestal een MIDI-toetsenbord,
een externe hardware sequencer, een
computer uitgerust met een MIDI-
interface,enz.
42. MIDI OUT/THRU – Passeert MIDI-gegevens
die op de MIDI-ingang worden ontvangen en
stuurt MIDI-gegevens naar een toepassing.
Patchbay (3,5 mm TS-aansluitingen)
Ingangssectie
43. OSC TIMBRE CV – Regel de Timbre-
parameter via externe stuurspanning.
44. OSC HAR CV – Regel de parameter Harmonics
via externe stuurspanning.
45. OSC FM - Regel de FM-parameter via externe
stuurspanning.
46. OSC MORPH CV – Regel de Morph-parameter
via externe stuurspanning.
47. VCF IN – Externe audio-ingang naar de VCF.
48. VCF CUTOFF – VCF cuto frequentie CV.
49. VCF RES – VCF Resonantie CV.
50. MIX 1 – Mix 1 CV in, intern aangesloten op
VC MIX.
51. MIX 2 – Mix 2 CV in, intern aangesloten op
VC MIX.
52. VC MIX – VC mix control CV in,
internaangesloten op VC MIX.
53. OSC MODEL CV – Hiermee kan modelselectie
op afstand worden gemaakt via
externestuurspanning.
54. OSC CV – Oscillator pitch CV, bij 1 V/octaaf.
55. SC LEVEL – Opent de interne low-pass gate
op het uitgangssignaal en regelt zowel het
uitgangsniveau als de helderheid. Activeert
ook een accent wanneer de fysieke of
percussieve modellen actief zijn.
56. OSC TRIG – Voert verschillende functies uit:
• Hiermee wordt de interne
envelopgeneratorgeactiveerd.
• Prikkelt de fysieke en percussieve modellen.
• Slaat de interne laagdoorlaatpoort in.
• Monstert en houdt de waarde van de Model
CV-ingang.
57. TEMPO – Sequencer tempo.
58. PLAY/STOP – Sequencer afspelen/stoppen.
59. RESET – Sequencer reset.
60. HOLD – Sequencer vasthouden.
61. ENV GATE – Enveloppoort.
62. VCA CV – VCA CV.
63. LFO RATE – LFO-frequentiesnelheid CV.
Patchbay (3,5 mm TS-aansluitingen)
Uitgangssectie
64. VC MIX – VC mix uitgang intern aangesloten
op VC MIX.
65. LFO TRI – LFO driehoekige golfvormuitgang.
66. OSC OUT 1 – Verzendt het verwerkte
hoofdsignaal via een TS-kabel van 3,5 mm.
67. OSC OUT 2 – Verzendt een alternatief of
variant van het Out 1-signaal via een TS-kabel
van 3,5 mm.
68. ENV – Enveloppe-uitgang.