EasyManua.ls Logo

Grundfos DDI 150-4

Grundfos DDI 150-4
632 pages
To Next Page IconTo Next Page
To Next Page IconTo Next Page
To Previous Page IconTo Previous Page
To Previous Page IconTo Previous Page
Loading...
Nederlands (NL)
273
1. Relaisfunctie (slag / bijna-leeg / puls selectie)
"1:OFF" of "1:ON" of "1:1:1" verschijnt in het display.
Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om te schakelen
tussen:
– "1:OFF": Relaisfunctie = slagsignaal ("1/min" knippert in het
display) en
– "1:ON": Relaisfunctie = bijna-leeg signaal (bijna-leeg sym-
bool knippert in display) en
– "1:1:1": Relaisfunctie = pulsingang ("n:1" knippert in het dis-
play).
Druk op de "Menu/Info" knop (bevestig de instelling en ga naar
het volgende menu-item), of
druk op de "Start/Stop" knop (bevestig de instelling en sluit het
functieniveau).
2. Relaisuitgang, NO/NC (slag / bijna-leeg / puls)
"2:NO" of "2:NC" verschijnt in het display ("1/min" en leeg-signaal
symbool knippert op het display).
Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om te schakelen
tussen:
– "2:NO": Slag/bijna-leeg signaal/pulsingangsrelais =
normaal open contact en
– "2:NC": Slag/bijna-leeg signaal/puls ingangsrelais =
normaal gesloten contact.
Druk op de "Menu/Info" knop (bevestig de instelling en ga naar
het volgende menu-item), of
druk op de "Start/Stop" knop (bevestig de instelling en sluit het
functieniveau).
3. Bijna-leeg signaal, NO/NC ingang
"3:NO" of "3:NC" verschijnt in het display (leeg-signaal symbool
knippert in het display).
Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om te schakelen
tussen:
– "3:NO": Bijna-leeg signaal = normaal open contact en
– "3:NC": Bijna-leeg signaal = normaal gesloten contact.
Druk op de "Menu/Info" knop (bevestig de instelling en ga naar
het volgende menu-item), of
druk op de "Start/Stop" knop (bevestig de instelling en sluit het
functieniveau).
4. Leeg signaal, NO/NC ingang
"4:NO" of "4:NC" verschijnt in het scherm (leeg-signaal symbool
gaat aan op het display).
Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om te schakelen
tussen:
– "4:NO": Leegsignaal = normaal open contact en
– "4:NC": Leegsignaal = normaal gesloten contact.
Druk op de "Menu/Info" knop (bevestig de instelling en ga naar
het volgende menu-item), of
druk op de "Start/Stop" knop (bevestig de instelling en sluit het
functieniveau).
5. Foutsignaal, NO/NC uitgang
"5:NO" of "5:NC" verschijnt op het display ("ERROR" knippert op
het display).
Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om te schakelen
tussen:
– "5:NO": Foutsignaalrelais = normaal open contact en
– "5:NC": Foutsignaalrelais = normaal gesloten contact.
Druk op de "Menu/Info" knop (bevestig de instelling en ga naar
het volgende menu-item), of
druk op de "Start/Stop" knop (bevestig de instelling en sluit het
functieniveau).
6. Remote uit, NO/NC ingang
"6:NO" of "6:NC" verschijnt op het display ("Run" en "Stop" knip-
peren op het display).
Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om te schakelen
tussen:
– "6:NO": Remote uit = normaal open contact en
– "6:NC": Remote uit = normaal gesloten contact.
Druk op de "Menu/Info" knop (bevestig de instelling en ga naar
het volgende menu-item), of
druk op de "Start/Stop" knop (bevestig de instelling en sluit het
functieniveau).
7. Vergrendelen "run" aan/uit
Het vergrendelen van de "Start/Stop" knop om het handmatig stop-
pen van de pomp te voorkomen kan worden in- en uitgeschakeld.
Op het display wordt "7:ON" of "7:OFF" weergegeven (het "Run"
symbool wordt weergegeven).
Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om te schakelen
tussen:
– "7:ON": Vergrendeling "run" aan en
– "7:OFF": Vergrendeling "run" uit.
Druk op de "Menu/Info" knop (bevestig de instelling en ga naar
het volgende menu-item), of
druk op de "Start/Stop" knop (bevestig de instelling en sluit het
functieniveau).
P: CAL aan/uit (alleenvoor Flow Monitor)
"CAL:on" of "CAL:OFF" verschijnt in het display ("CAL" verschijnt).
Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om te schakelen
tussen:
– "CAL:ON": Kalibratie van de druksensor voor de
Flow Monitor geactiveerd en
– "CAL:OFF": Kalibratie van de druksensor voor de
Flow Monitor gedeactiveerd.
St: bijv. "60" (alleen voor Flow Monitor)
Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen voor het instellen
van het "aantal toegestane foutslagen bij het starten".
Wanneer het aantal foutslagen wordt overschreden, dan ver-
schijnt de "Flow error" melding.
FE: bijv. "7" (alleen voor Flow Monitor)
Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen voor het instellen
van het "aantal toegestane foutslagen tijdens bedrijf".
Wanneer het aantal foutslagen wordt overschreden, dan ver-
schijnt de "Flow error" melding.
Selectie van de eenheid (display)
"Unit l/h" of "Unit gph" verschijnt in het display.
Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om te schakelen
tussen:
– "Unit l/h": Eenheid Q = l/h en
– "Unit gph": Eenheid Q = gal/h.
Druk op de "Start/Stop" knop (bevestig de instelling en sluit het
functieniveau), of
druk gedurende 10 seconden op de "Menu/Info" knop (beves-
tig de instelling en de pompselectie).
Selectie van de pomp
"-60" of "-150" verschijnt in het display.
Gebruik de "Omhoog" en "Omlaag" knoppen om te schakelen
tussen de pomptypen DDI 60-10 en DDI 150-4.
Selecteer uw pomptype dat is aangegeven op het naamplaatje
van de pomp.
Druk op de "Start/Stop" knop (bevestig de instelling en sluit het
serviceniveau).
N.B.
Voor kalibratie, zie paragraaf 9.10.7 Kalibreren van
de sensor nadat de sensor is vervangen
.
Voorzichtig
Het actuele pomptype moet altijd worden geselec-
teerd, om een probleemloos bedrijf van de elektroni-
sche besturingseenheid te waarborgen. Anders ver-
schillen de weergegeven pomp en de signalen van
de daadwerkelijke condities.

Table of Contents

Related product manuals