Transport, bewaring en verwijdering
100
NL
Voorwaarde: het apparaat is klaar voor
gebruik.
1. Houd de bedieningstoets
"Service" langer dan 2seconden
ingedrukt om de Servicemodus1 op te
roepen.
2. Druk zo vaak op de bedie-
ningstoets "Service" tot de weergave
voor het lterprogramma verschijnt.
» Op het display brandt één boon.
3. Houd de bedieningstoets
"Service" langer dan 2seconden
ingedrukt om het lterprogramma te
starten.
» Op het display knippert Filter
totdat het lterprogramma is
voltooid.
» Op het display brandt Lekbakje.
U krijgt de vraag om het lekbakje en
de residubak te legen.
4. Leeg het lekbakje en de residubak.
5. Plaats het lekbakje zonder de residubak
terug.
6. Zet de residubak onder de uitloop.
» Op het display brandt Water. U
krijgt de vraag om de watertank te
verwijderen en de waterlter erin te
zetten.
7. Verwijder de watertank.
8. Leeg de watertank.
9. Plaats een nieuwe lter in de watertank
(zie
Afb. 15).
10. Vul de watertank.
11. Plaats de watertank weer terug.
» De lter wordt met water gespoeld.
» Er stroomt water in het lekbakje.
12. Leeg het lekbakje en de residubak.
13. Plaats het lekbakje en de residubak
terug.
» Het lterprogramma is voltooid.
» Op het display dooft Filter.
» Het apparaat is klaar voor gebruik.
Waterlter permanent afmelden
Wanneer u een aangebrachte waterlter
heeft verwijderd en het apparaat zonder
waterlter verder wilt gebruiken, meldt u
de waterlter af op het apparaat:
1. Verwijder de watertank.
2. Leeg de watertank.
3. Verwijder de waterlter (zie Afb. 15).
4. Vul de watertank.
5. Plaats de watertank weer terug.
6. Houd de bedieningstoets
"Service" langer dan 2seconden
ingedrukt om de Servicemodus1 op te
roepen.
7. Druk zo vaak op de bedie-
ningstoets "Service" tot de weergave
voor de functie Filter verschijnt.
8. Druk zo vaak op de bedie-
ningstoets "Koesterkte" tot er geen
koeboon meer brandt.
9. Houd de bedieningstoets
"Service" langer dan 2seconden
ingedrukt om de instelling op te slaan
en de servicemodus te verlaten.
» De waterlter is afgemeld.
» De waterhardheid is gereset naar de
hardheid die het apparaat vóór het
aanbrengen van een waterlter had
opgeslagen.
10. Stel de waterhardheid eventueel in (zie
hoofdstuk6.3 Waterhardheid instellen
op pagina91).
8 Transport, bewaring en
verwijdering
8.1 Apparaat ontluchten
Wij adviseren het apparaat te ontluchten
als het gedurende langere tijd niet wordt
gebruikt, voordat het wordt getranspor-
teerd of bij vorstgevaar.
Bij het ontluchten wordt het resterende
water uit het apparaat verwijderd.