NL
Nederlands – 3
2.3.1 - Opmerkingen over de aansluitingen
Het merendeel van de aansluitingen is uiterst eenvoudig, voor een groot deel
betreft het rechtstreekse aansluitingen op één enkele gebruiker of contact. Op
onderstaande afbeeldingen zijn enkele voorbeelden gegeven over hoe u exter-
ne inrichtingen dient aan te sluiten:
• Aansluiting Alles stand by / Fototest
De “Alles stand by”-functies is standaard actief; de functie wordt alleen auto-
matisch uitgesloten wanneer de functie Fototest geactiveerd wordt. Opmer-
king - De functies Stand-by en Fototest kunnen alleen om de beurt actief zijn,
de ene functie sluit de andere namelijk uit.
De “Alles stand by”-functie maakt het mogelijk het stroomverbruik te verminde-
ren; er zijn drie soorten aansluitingen mogelijk:
- met “Alles stand by” actief (energiebesparing
); zie het schakelschema van
afb. 3a
- standaard aansluiting: zonder “Alles stand by” en zonder “fototest”; zie het
schakelschema van afb. 3b
- zonder “Alles stand by” en met “fototest”; zie het schakelschema van afb. 3c
Met geactiveerde “Alles stand by”-functie zal de besturingseenheid, 1 minuut
na het beëindigen van een manoeuvre, in “Alles stand by” schakelen; hierbij
worden alle ingangen en uitgangen uitgeschakeld, om zo stroom te besparen.
Deze status wordt gesignaleerd door de led “OK” die langzamer gaat knippe-
ren. WAARSCHUWING - Als de besturingseenheid wordt gevoed met een
zonnepaneel (“Solemyo”-systeem) of bufferbatterij, is het noodzakelijk de “Alles
stand by”-functie te activeren zoals in het schakelschema van afb. 3a.
Wanneer de “Alles stand by”-functie niet nodig is, kan de “Fototest”-functie
geactiveerd worden. Hiermee kunt u aan het begin van een manoeuvre contro-
leren of de aangesloten fotocellen correct werken. Om deze functie te gebrui-
ken dient u eerst de fotocellen correct aan te sluiten (zie schakelschema van
afb. 3c) en vervolgens de functie te activeren.
Opmerking – Als u de fototest activeert, zijn de aan de testprocedure onder-
worpen ingangen FOTO, FOTO1 en FOTO2. Als één van deze ingangen niet
wordt gebruikt, moet deze op de klem 8 aangesloten worden.
• Aansluiting sleutelschakelaar
Voorbeeld 1 (afb. 5a): De keuzeschakelaar aansluiten om de functies STAP-
VOOR-STAP en ALT uit te voeren.
Voorbeeld 2 (afb. 5b): De sleutelschakelaar aansluiten om de functies STAP-
VOOR-STAP en één van de voor de hulpingang voorziene functies (OPEN
GEDEELTELIJK, ALLEEN OPENEN, ALLEEN SLUITEN...) uit te voeren.
Opmerking – Zie voor de elektrische aansluitingen met geactiveerde “Stand
By”-functie “Functie Alles stand by/Fototest” in deze paragraaf 2.4.1.
• Aansluiting lampje Poort Open / Elektrische slot (afb. 6)
Als de SCA (lampje Poort Open) geprogrammeerd is, kan de uitgang gebruikt
worden als lampje Poort Open. Het lampje knippert langzaam gedurende de
openingsbeweging en snel bij de sluitbeweging; het brandt vast bij stilstaande
geopende poort en is uit wanneer de poort gesloten is. Als de uitgang gepro-
grammeerd is als elektrisch slot, wordt hij bij ieder begin van een openingsma-
noeuvre 3 seconden lang geactiveerd.
2.3.2 - Typologie ingang ALT
De besturingseenheid POA1 kan geprogrammeerd worden voor twee soorten
ALT-ingangen:
- Alt type NC voor aansluiting op contacten van het type NC.
- Alt met constante weerstand. Hiermee kunt u inrichtingen met een uitgang
met constante weerstand 8,2 KΩ (bijv. contactlijsten) op de besturingseen-
heid aansluiten. De ingang meet de waarde van de weerstand en trekt toe-
stemming voor de manoeuvre in wanneer de weerstand buiten het nominale
bereik komt. Met de juiste aanpassingen kunt u op de Alt-ingang met con-
stante weerstand ook inrichtingen met normaal geopende (“NO”) contacten,
normaal gesloten (“NC”) contacten en eventueel meer dan één inrichting, ook
van verschillend type, aansluiten, zie Tabel 1.
LET OP! – Als de Alt-ingang met constante weerstand gebruikt wordt om
inrichtingen met veiligheidsfuncties aan te sluiten, garanderen alleen de
inrichtingen met uitgang met constante weerstand 8,2 KΩ de veiligheids-
categorie 3 tegen storingen.
1
e
inrichting type:
NO NC 8,2 KΩ
NO Parallelschakeling (opmerking 2) Parallelschakeling
(opmerking 1)
NC (opmerking 2) Serieschakeling Serieschakeling
(opmerking 3)
8,2KΩ Parallelschakeling Serieschakeling (opmerking 4)
TABEL 1
2
e
inrichting type:
gen: NO, NC en 8,2 K
Ω
is dus mogelijk (afb. 7b).
Opmerking 3 – Eén of meer NC inrichtingen kunnen onderling in serie en met
een weerstand van 8,2K
Ω
worden verbonden zonder enige beperking van het
aantal inrichtingen (afb. 7c).
Opmerking 4 – Alleen een inrichting met een uitgang met constante weerstand
8,2 K
Ω
kan aangesloten worden; eventueel moeten meerdere inrichtingen “in
cascadeschakeling” met een enkele eind- weerstand van 8,2 K
Ω
aangesloten
worden (afb. 7d).
2.4 - Eerste inschakeling en controle van de aansluitingen
LET OP! – De aansluitwerkzaamheden mogen uitsluitend door gekwalifi-
ceerd personeel worden uitgevoerd.
Na stroom aan de besturingseenheid te hebben gegeven, dient u te controleren
of alle leds gedurende enkele seconden snel knipperen. Voer vervolgens de vol-
gende controles uit:
1. Controleer of op de klemmen 9-10 een spanning van ongeveer 30 Vdc staat;
als dat niet het geval is, sluit de stroomvoorziening dan onmiddellijk af en
controleerde aansluitingen en de spanning van de stroomvoorziening beter.
2. Na eerst snel geknipperd te hebben, signaleert de led P1 dat de besturings-
eenheid correct functioneert door regelmatig te knipperen, met tussenpo-
zen van een seconde. Wanneer er een variatie op de ingangen is, zal de
LED “P1” tweemaal snel knipperen waarmee aangegeven wordt dat de
ingang herkend is.
3. Als de aansluitingen correct zijn, moeten de desbetreffende leds van de
ingangen van het type “NC” branden, terwijl de bij de ingangen van het type
“NO” horende leds uit moeten zijn. Zie afb. A en Tabel 2.
TABEL 2
INGANG TYPE INGANG STATUS LED
ALT ALT NC L1 aan
ALT WEERSTAND L1 aan
CONTANTE 8,2 KΩ
FOTO NC L2 aan
FOTO1 NC L3 aan
P.P. NO L4 uit
AUX OPEN GEDEELTELIJK type 1 - NO L5 uit
OPEN GEDEELTELIJK type 2 - NO L5 uit
ALLEEN OPENEN - NO L5 uit
ALLEEN SLUITEN - NO L5 uit
FOTO2 - NC L5 aan
4. Verifieer dat, wanneer u de inrichtingen activeert die op de ingangen aange-
sloten zijn, de desbetreffende leds uitgaan of gaan branden.
5. Verifieer dat, wanneer u op toets P2 drukt, beide motoren een korte ope-
ningsmanoeuvre uitvoeren waarbij de motor van de bovenste vleugel als
eerste start. Onderbreek de manoeuvre door opnieuw op toets P2 te druk-
ken. Als de motor bij het openen niet starten, dient u de polen van de motor-
kabels om te draaien. Als de eerste motor die start niet de motor van de
bovenste vleugel is, dient u de geleidingsbrug E (afb. 2) om te zetten.
2.5 - Automatisch zoeken van de eindaanslagen
Na afloop van de controles kunt beginnen met het automatisch zoeken van de
mechanische stops; dit is nodig omdat de besturingseenheid POA1 de duur
van de openings- en sluitmanoeuvres moet “meten”. Deze procedure is geheel
automatisch en baseert zich op het meten van de belasting van de motoren om
de mechanische stops bij opening en sluiting te detecteren.
Let op! - Als deze procedure reeds is uitgevoerd dient u, om deze
opnieuw te activeren, eerst het geheugen te wissen (zie hoofdstuk “Wis-
sen van het geheugen”). Om te controleren of het geheugen de parame-
ters van de eindaanslagen bevat, eerst de stroomvoorziening van de
besturingseenheid uit- en vervolgens weer inschakelen. Als alle leds
ongeveer 6 seconden snel knipperen is het geheugen leeg; als ze maar 3
seconden knipperen,bevat het geheugen de parameters van de eindaan-
slagen reeds.
Alvorens met het zoeken van de eindaanslagen te beginnen dient u te controle-
ren of alle veiligheidsinrichtingen hun toestemming daarvoor geven (ALT, FOTO
en FOTO1 geactiveerd). Activering van een veiligheidsinrichting of het binnen-
komen van een bedieningsinstructie tijdens de procedure heeft tot gevolg dat
deze onmiddellijk onderbroken wordt. De vleugels kunnen zich in iedere wille-
keurige positie bevinden, maar het verdient de voorkeur dat ze ongeveer hal-
verwege staan.
Procedure – Druk op de knop P2 (afb. 2) om de zoekfase te starten. Deze
fase bestaat uit:
- Korte openingsbeweging van beide motoren.
A
Opmerkingen bij Tabel 1:
Opmerking 1 – Eén of meerdere NO inrichtingen kunnen zonder enige beperking
van het aantal inrichtingen onderling parallel geschakeld worden met een eind-
weerstand van 8,2 K
Ω
(afb. 7a). Zie voor de elektrische aansluitingen met geac-
tiveerde “Stand By”-functie “Functie Stand By/Fototest” in deze paragraaf 2.4.1.
Opmerking 2 – De combinatie NO en NC is mogelijk door de 2 contacten
onderling parallel te schakelen waarbij in serie met het NC contact een weer-
stand van 8,2 K
Ω
geschakeld moet worden ((ook de combinatie van 3 inrichtin-