• Kijk uit voor gaten, geulen, hobbels, stenen of
andere verborgen objecten. Op onef fen terrein
kunt u uw evenwicht verliezen of wegglijden.
• Als de maaimachine een voorwerp raakt en
begint te trillen, moet u meteen de motor afzetten,
wachten totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen en de bougiekabel
losmaken voordat u de maaimachine op
beschadiging controleert. V oer alle noodzakelijke
reparaties uit voordat u de machine weer in
gebruik neemt.
• Zet de motor af en wacht totdat alle bewegende
onderdelen tot stilstand zijn gekomen voordat u de
bestuurderspositie verlaat.
• Als de motor heeft gelopen, kan deze heet zijn en
ernstige brandwonden veroorzaken. Blijf uit de
buurt van de hete motor .
• Laat de motor enkel in goed geventileerde
ruimtes draaien. Uitlaatgassen bevatten
koolstofmonoxide, een reukloos, dodelijk gif.
• Controleer de onderdelen van de grasvanger
en het uitwerpkanaal regelmatig op slijtage en
beschadiging en vervang ze indien nodig door
originele T oro onderdelen.
De machine veilig gebruiken op
hellingen
• Maai met de helling mee, nooit helling op en af.
Ga zeer zorgvuldig te werk als u van richting
verandert op een helling.
• Maai niet op al te steile hellingen. Het niet
goed neerzetten van de voeten kan ongevallen
veroorzaken waarbij de gebruiker wegglijdt en ten
val komt.
• Maai voorzichtig in de buurt van steile hellingen,
greppels of dijken.
Motor starten
1. Houd de bedieningsstang van het maaimes
tegen de handgreep (A in Figuur 1 1 ).
2. T rek aan de handgreep van het startkoord (B
van Figuur 1 1 )
Opmerking: T rek de starthandgreep langzaam
uit totdat u weerstand voelt, daarna krachtig
uittrekken. Laat het koord langzaam terugkeren.
Opmerking: Als de motor na enkele pogingen
niet wil starten, moet u contact opnemen met
een erkende Service Dealer .
g356891
Figuur 1 1
De zelfaandrijving
gebruiken
Alleen voor modellen met
zelfaandrijving
• Om de zelfaandrijving in te schakelen, trekt u
de zelfaandrijvingsstang tegen de handgreep en
houdt u de stang in deze positie ( Figuur 12 ).
g464535
Figuur 12
1. Stang voor zelfaandrijving
Opmerking: De zelfaandrijving heeft een vaste
maximumsnelheid.
• Om de zelfaandrijving uit te schakelen laat u de
stang van de zelfaandrijving los.
De motor afzetten
Onderhoudsinterval : Bij elk gebruik of
dagelijks —Controleer of de
motor binnen 3 seconden stopt
nadat u de bedieningsstang van het
maaimes hebt losgelaten.
Om de motor af te zetten, laat u de bedieningsstang
van het maaimes los.
Belangrijk: Als u de bedieningsstang loslaat,
moeten de motor en het mes binnen 3 seconden
stoppen. Als dit niet gebeurt, mag u de machine
niet verder gebruiken en moet u contact opnemen
met een erkende servicedealer .
12