130 |
7.1 METEN
In deze modus kunnen, naast de temperatuur en de relatieve vochtigheid,
verdere meetwaarden worden gemeten door de vochtigheidssensoren TH-1.
Deze worden weergegeven op het LC-display.
De volgende menu-items kunnen worden weergegeven:
MODUS: MESSEN / METEN
TEMPERATUR T1 / TEMPERATUUR T1
FEUCHTIGKEIT 1 / VOCHTIGHEID 1
TAUPUNKT TP1 / DAUWPUNT TP1
ABSOLUTE FEUCHTIGKEIT 1 / ABSOLUTE VOCHTIGHEID 1
TEMPERATUR T2 / TEMPERATUUR T2
FEUCHTIGKEIT 2 / VOCHTIGHEID 2
TAUPUNKT TP2 / DAUWPUNT TP2
ABSOLUTE FEUCHTIGKEIT 2 / ABSOLUTE VOCHTIGHEID 2
DTP=TP1-TP2
1: T1; F1 BZW. 2: T2; F2
7.2 KELDERDROGEN
Met deze modus wordt intelligente ventilatie van vochtige ruimtes (bijv.
kelderruimten) gerealiseerd. De beluchting wordt gestart indien de vochtigheid
bij de buitenste sensor (ingang: Sensor 2) lager is dan die bij de interne sensor
(ingang: Sensor 1). De vochtigheidsschakelaar bepaalt de dauwpunten voor
het binnen- of buitengebied en schakelt het relais en het aldus geactiveerde
apparaat (ventilator) alleen in, als er geen risico op condensatie in het interieur
is. Dit is wanneer het dauwpunt binnen hoger is dan het dauwpunt buiten.
Het drogen in de kelder of de ventilatie ervan vindt plaats via de
aangesloten ventilator (verbruiker) aan het relais T1 van de professionele
vochtigheidsschakelaar.
Modi / Functies