NL
82 Robolinho 500E/500I
Bediening
5.3 Maaihoogte instellen
De maaihoogte kan traploos tussen de 25 -
55mm met de hand worden versteld.
1. Afdekking (10/1) openen.
2. De maaihoogte instellen (de actuele maai-
hoogte wordt op het scherm (10/3) in millime-
ter aangegeven):
■
Maaihhoogte (d.w.z. gazonhoogte) ver-
hogen: Draaiknop(10/2) rechtsom (10/+)
draaien.
■
Maaihhoogte (d.w.z. gazonhoogte) verla-
gen: Draaiknop(10/2) linksom(10/-)
draaien.
3. Afdekking sluiten.
5.4 Automatische kalibratierun uitvoeren
Zet het apparaat op de beginstand (09)
1. Zet het apparaat binnen het maaioppervlak
op de beginstand:
■
min. 1m links en 1m voor het basisstati-
on
■
met de voorkant op de begrenzingskabel
uitgelijnd
Kalibratierun starten
1. Controleer dat er binnen het te voorspellen
bewegingsgedeelte van het apparaat geen
obstakels aanwezig zijn. Het apparaat moet
met beide voorwielen over de begrenzingska-
bel heen kunnen rijden. Verwijder obstakels
indien nodig.
2. Met apparaat starten. Op het display
wordt weergegeven:
■
! Waarschuwing! Aandrijving
start
■
Kalibreren, Fase [1]
Tijdens de kalibratierun
Het apparaat rijdt voor de bepaling van de sig-
naalsterkte binnen de begrenzingskabel eerst
twee keer over de begrenzingskabel heen en ver-
volgens naar het basisstation en blijft daar stil-
staan.
■
Op het display wordt de melding Kalibra-
tie voltooid gegeven.
■
De accu wordt opgeladen.
OPMERKING
Het apparaat moet bij het binnenrijden in
het basisstation blijven staan. Als het
apparaat bij het binnenrijden in het ba-
sisstation de contacten niet raakt, rijdt
het verder langs de begrenzingskabel.
Als het apparaat niet door het basisstati-
on rijdt is de kalibratieprocedure mislukt.
In dat geval moet het basisstation beter
uitgelijnd en de kalibatieprocedure her-
haald worden.
Na de kalibratie
De vooraf ingestelde actuele maaitijd wordt aan-
gegeven.
Voor alle andere instellingen zie Hoofdstuk 7 "In-
stellingen", pagina83.
6 BEDIENING
6.1 Apparaat met de hand starten
1. Met apparaat inschakelen.
Voor randen maaien buiten de planning: zie
Hoofdstuk 7.4 "Randen maaien bij handmati-
ge start", pagina84.
2. Met apparaat met de hand starten.
6.2 Maaiwerking staken
■
op het apparaat indrukken.
Het apparaat rijdt automatisch naar het ba-
sisstation. Het wist het maaiprogramma van
de actuele dag en start de volgende dag
weer op het ingestelde tijdstip.
■
op het apparaat indrukken.
De maaiwerking wordt gedurende een half
uur onderbroken.
■
op het apparaat indrukken.
Het apparaat wordt uitgeschakeld.
OPMERKING
In gevaarlijke situaties kan het apparaat
met de STOP-toets(08/2) worden ge-
stopt.
6.3 Nevenoppervlak maaien (01/NF)
1. Apparaat optillen en met de hand op het ne-
venoppervlak plaatsen.
2. Met apparaat inschakelen.
3. Met hoofdmenu oproepen.