Artsenhandleiding
91098825-02 301 van 337
Oplaadsysteem
4. Zet de oplader vast boven op de stimulator door de hechtpleister op de huid over
de stimulator te drukken of door de oplaadkraag los te laten.
Opmerking: Als de hechtpleister per ongeluk op de verkeerde plaats is bevestigd
of als de oplaadkraag wordt verplaatst, begint de oplader opnieuw te
piepen. Gebruik een nieuwe hechtpleister of pas de plaatsing van de
oplaadkraag aan zodat de oplader weer volledig is uitgelijnd.
Opmerking: U kunt tijdens het opladen bewegen, maar wees u ervan bewust dat de
oplader gecentreerd boven op de stimulator moet blijven, zodat deze
juist kan worden opgeladen. Als u te veel beweegt, kunnen de oplader
en stimulator verkeerd worden uitgelijnd.
5. Als de oplader een duidelijke dubbele pieptoon geeft, drukt u op de aan/uit-knop
om de oplader uit te schakelen en controleert u de batterij van de stimulator met
behulp van de afstandsbediening.
6. Verwijder de oplaadkraag of hechtpleister van uw lichaam wanneer de stimulator
helemaal is opgeladen.
7. Maak de oplader los van de oplaadkraag of de hechtpleister. Leg de oplaadkraag
opzij of gooi de hechtpleister weg.
8. Zet de oplader terug in het basisstation.
Verwar het signaal als het opladen is voltooid (een duidelijke dubbele pieptoon) niet
met het constante, ononderbroken signaal bij verkeerde uitlijning.
Opmerking: Naar verwachting moet de batterij dagelijks gedurende 15 tot
30 minuten of elke 1 tot 2 weken gedurende 3 tot 4 uur worden
opgeladen, maar het oplaadschema van de patiënt kan variëren
naargelang de stimulatieparameters.
Opmerking: Het signaal om aan te geven dat het opladen is voltooid, is een
duidelijke dubbele pieptoon en het indicatorlampje voor verkeerde
plaatsing is een constant, ononderbroken signaal.