Artsenhandleiding
91098825-02 303 van 337
Afstandsbediening
Positie van afstandsbediening
Er wordt een krachtige communicatieverbinding tot stand gebracht tussen de
afstandsbediening en de geïmplanteerde stimulator als de afstandsbediening wordt
gepositioneerd zoals op onderstaande afbeelding wordt getoond.
In bepaalde situaties moet u de afstandsbediening mogelijk dichter bij de stimulator
plaatsen. De afstand waarop communicatie tot stand wordt gebracht, hangt af van
de omgeving en de relatieve oriëntatie van de afstandsbediening ten opzichte van de
stimulator.
Verbinding van stimulator
Een afstandsbediening kan maar met één stimulator tegelijk communiceren, zodat
wordt voorkomen dat per ongeluk een ander hulpmiddel wordt bediend. Daarom
moet de afstandsbediening voorafgaand aan gebruik met de stimulator worden
verbonden.
Bij een afstandsbediening die aan een andere stimulator is verbonden, moet de
verbinding worden verbroken voordat de afstandsbediening wordt verbonden met de
nieuwe stimulator. Raadpleeg Selectienummer 3 – Verbinding wissen in het gedeelte
Behandelaarsopties.
Als eerste stap in het verbindingsproces identiceert de afstandsbediening met behulp
van telemetrie de juiste stimulator om mee te communiceren. De tweede stap in het
tot stand brengen van de verbinding is afhankelijk van het volgende:
• De stimulator is een uitwendige teststimulator of een implanteerbare
stimulator.
• Programma's worden in de afstandsbediening of de stimulator opgeslagen.