39
NL
grendelinrichting op de gewenste
instelling van de snoeihoogte.
Het apparaat beschikt over 6 posities voor
de instelling van de snoeihoogte:
20-70 mm
De correcte snoeihoogte bedraagt bij een
siergazon ongeveer 30 - 45 mm, bij een
nuttig gazon ongeveer 30 - 65 mm.
Voor de eerste snoeibeurt van het
seizoen dient er een hoge snoei-
hoogte gekozen te worden.
In- en uitschakelen
1. Steek de stekker van het nets-
noer in het apparaatstopcontact.
2. Vorm uit het uiteinde van het
netsnoer een lus en haak deze
in de trekontlasting (14) van het
snoer in.
3. Sluit het apparaat op de net-
spanning aan.
4. Let er vóór het inschakelen op
dat het apparaat geen voorwer-
pen raakt.
5. Om in te schake-
2
1
len, drukt u de ont-
grendelknop (16)
aan de handgreep
in en houdt u gelijktijdig de start-
hefboom (2) ingedrukt. Laat de
ontgrendelknop (16) los.
6. Om uit te schakelen, laat u de
starthefboom (2) los.
Na het uitschakelen van het ap-
paraat draait het mes nog enkele
seconden lang. Raak het draai-
ende mes niet aan. Er bestaat
gevaar voor lichamelijke letsels.
Niveau-indicator
Zijdelings aan de grasvangmand is een
niveau-indicator aangebracht. De aërody-
namische luchtgeleiding van de klep zorgt
aanvullend voor de optimale vulling.
Klep geopend:
Grasvangmand leeg
Klep gesloten:
Grasvangmand vol
Werken met de grasmaaier
Het regelmatige maaien zet de grasplant
tot een versterkte bladvorming aan, maar
laat tegelijkertijd onkruidplanten afsterven.
Daarom wordt het gazon telkens nadat er
gemaaid werd dichter en ontstaat er een
gelijkmatig belastbaar gazon.
De eerste snoeibeurt vindt plaats ongeveer
vanaf april bij een groeihoogte van 70 - 80
mm. In de hoofdvegetatietijd wordt het ga-
zon minstens één keer per week gemaaid.
• De beide draaghandgrepen (zie
12) vergemakkelijken voor u het
transport van het appaarat.
• Begin met het maaien in de nabijheid
van het stopcontact en werk van het
stopcontact weg.
• Leid het verlengsnoer altijd achter u
en breng het na het keren tot aan de
reeds gemaaide zijde.
• Leid het apparaat stapvoets in zo
recht mogelijke banen. Om volledig te
maaien, dienen de banen zich altijd
enkele centimeters te overlappen.
• Stel de snoeidiepte zodanig in, dat het
apparaat niet overbelast wordt. In het
andere geval kan de motor bescha-
digd worden.
• Werk op hellingen altijd dwars op de