UNICO EASY S1
32
NL - 13
NEDERLANDS
2.6 - ELEKTRISCHE AANSLUITING
Het apparaat is voorzien van een voedingskabel met stekker.
Alvorens de klimaatregelaar aan te sluiten, controleren of:
• Despanning-enfrequentiewaardenovereenstemmenmetdegegevens
op de typeplaat van het apparaat.
• Destroomtoevoerlijnisvoorzienvaneendoeltreffendeaardaansluiting,
geschikt voor de maximale absorptie van de klimaatregelaar.
• Op het voedingsnet van het apparaat moet een geschikte meerpolige scheidingsschakelaar worden
voorzien, in overeenstemming met de nationale installatienormen.
• Hetapparaatuitsluitendwordtgevoedaandehandvaneenstopcontactdatvoordegeleverdestekker
geschikt is.
WAARSCHUWING
Laatdevoedingskabeleventueeluitsluitendvervangendooreenerkendser-
vicecentrumvanOlimpiaSplendidofbekwaampersoneel.
2.7 - HET APPARAAT OP DE BEUGEL AANBRENGEN
a. Breng de geleverde drie pakkingen (afb. 6) op het achterpaneel aan voordat u de machine aan de be-
vestigingsbeugel haakt.
b.
Controleer of de bevestigingsbeugel op de muur (1) correct is aangebracht en haak er de klimaatre-
gelaar aan. Til de klimaatregelaar iets op door de zijkanten onderaan beet te pakken en plaats hem
tegen de muur. Controleer of de klimaatregelaar aan de beugel (1) is gehaakt en plaats hem op de
grond (afb. 12).
Letgoedopaangeziendebeugel(1)hetgewichtvandeklimaatregelaarnietkandragen.Debeu-
gelisuitsluitendbedoeldomtevermijdendatdeklimaatregelaarkanverschuivenwaardoorde
correcte uitlijning met de gaten in de muur verloren gaat. Gebruik de stelpoten (30) als de positie
vandeklimaatregelaarinhoogtemoetwordenversteld.
c. Controleer aan het einde van de werkzaamheden zorgvuldig of achter het achterpaneel van het apparaat
geen spleten zijn achtergebleven (de isolerende afdichting moet goed aan de muur hechten). Dit geldt
met name in de zone van de luchtin- en luchtuittredekanalen.
d. Breng de twee voetstukken (10) aan door ze aan de onderste poten (30) te klemmen als de installatie
van de klimaatregelaar is afgerond (afb.13).
2.8 - DRAINAGE
Voor het correcte gebruik van het apparaat moet als volgt gehan-
deld worden
(
afb. 32
):
a. Verwijder de dop (26).
b. Plaats de leiding (9) op de aansluiting.
Controleer of het uiteinde van de afvoerleiding (9) in positie
gebracht is op het afvoerputje of in een recipiënt.
Controleer of de leiding (9) niet verstopt is.