100
4. ELEKTRISCHE BEDRADING
4-1. Algemene voorzorgen voor de bedrading
(1) Vooruaandebedradingbegint,moetuhetopgegeven
voltage van het toestel zoals aangegeven op de naamplaat
controleren en dan de bedrading zorgvuldig volgens het
bedradingsschema uitvoeren.
(2) Zorg voor een apart stopcontact dat uitsluitend bestemd is
voor elke individuele unit en voor een voorziening om de
stroomtoevoer af te sluiten en een stroomonderbreker ter
beveiliging tegen te hoge stromen in de uitsluitend voor de
apparatuur bestemde stroomleiding.
(3) Om eventuele risico's van het kapot raken van isolatie te
voorkomen, moet het toestel geaard worden.
(4) Alle bedradingsaansluitingen moeten worden uitgevoerd
overeenkomstighetbedradingsschema.Verkeerde
bedrading kan leiden tot storingen of schade aan het
toestel.
(5) Zorg ervoor dat de bedrading niet in aanraking kan komen
met de koelleidingen, de compressor, of met bewegende
onderdelen van de ventilator.
(6) Niet-geautoriseerde wijzigingen in de interne bedrading
kunnenzeergevaarlijkzijn.Defabrikantaanvaardt
geen aansprakelijkheid voor enige schade of storing als
resultaat van dergelijke niet-geautoriseerde wijzigingen.
(7) Deregelgevingoverdevereistediametervande
bedradingverschiltvanplaatstotplaats.Voordejuiste
regelgeving voor de bedrading dient u uw PLAATSELIJKE
ELEKTRISCHEREGELGEVINGteraadplegenvoorude
werkzaamheden begint.
U moet zich ervan verzekeren dat de installatie voldoet
aan alle toepasselijke regelgeving.
(8) Om storingen of defecten van de airconditioner door
elektrische ruis of storing te voorkomen, moet de
bedrading zorgvuldig worden uitgevoerd:
● Debedradingvoordeafstandsbedieningendebediening
tussen de units moet gescheiden worden uitgevoerd van de
stroomdraden tussen de units.
● Gebruik afgeschermde draden voor de bedieningsbedrading
tussen de units en aard de afscherming aan beide zijden.
(9) Als het stroomsnoer van dit toestel beschadigd is, moet het
vervangen worden door een reparateur die erkend is door
de fabrikant, omdat er speciaal gereedschap voor vereist is.
4-2. Aanbevolen draadlengte en draaddiameter voor
de stroomvoorziening
Modelnaam
Stroomvoorziening
(B) Stroomkabel
Minimaal vereiste
stroomkabels
Lengte (m)*
1
L
N
Binnenunit 220/230/240V~ 2 mm
2
Max. 130
Modelnaam Aardlekschakelaar
Stroomonderbreker
(minimum capaciteit)
Schakelaar
Zekering
Binnenunit 15A 15A 15A
Modelnaam
(C) Tussen units (tussen buiten- en
binnenunits) bedieningsbedrading
Bedieningsbedrading
Lengte (m)
U1 U2
Binnenunit
0,75 mm
2
(AWG#18)
Gebruik afgeschermde
bedrading *
2
Max. 1.000
Modelnaam
(D)Bedradingafstandsbediening
Bedrading
afstandsbediening
Lengte (m)
R1
R2
Binnenunit
0,75 mm
2
(AWG#18)
Max. 500
Modelnaam
(E) Bedieningsbedrading voor
groepsbediening
Bedieningsbedrading
Lengte (m)
Binnenunit
0,75 mm
2
(AWG#18)
Max. 200 (totaal)
Modelnaam
(F) Bedieningsbedrading tussen de
buitenunits
Bedieningsbedrading Lengte (m)
Binnenunit
0,75 mm
2
(AWG#18)
Gebruik afgeschermde
bedrading
Max. 300
*1Dezemaximumlengtegeefteen2%voltageverlies
*2 Met ringvormige draadaansluiting
Pana_F616380_All_L.indb 100 2013-12-11 17:39:23