NL
5110159D Webasto Pure 63
– Installeer het laadstation niet in een
explosieve omgeving (Ex-zone).
– Installeer het laadstation dusdanig
dat de laadkabel geen doorgang
blokkeert.
– Installeer het laadstation niet in om-
gevingen met ammoniak of ammoni-
akhoudende lucht.
– Monteer het laadstation niet op een
plek waar het kan worden bescha-
digd door vallende voorwerpen (bijv.
kabeltrommels of banden).
– Het laadstation is geschikt voor het
gebruik in binnenruimtes, bijvoor-
beeld garages, en voor het gebruik in
beschermde buitenruimtes, bijvoor-
beeld carports. Installeer het laadsta-
tion niet in de buurt van installaties
die water sproeien, bijvoorbeeld au-
towasstraten, hogedrukreinigers of
tuinslangen.
– Bescherm het laadstation tegen direc-
te regen om te voorkomen dat het
beschadigd wordt door bevriezing,
hagel e.d.
– Bescherm het laadstation tegen direct
zonlicht. Door te hoge temperaturen
kan de laadstroom worden vermin-
derd en onder bepaalde omstandig-
heden kan het laadproces worden af-
gebroken.
– Stel het laadstation zodanig op dat
wordt voorkomen dat voertuigen er
onbedoeld tegenaan rijden en het be-
schadigen. Als beschadigingen niet
kunnen worden uitgesloten, moeten
er beschermende maatregelen wor-
den getroffen.
– Als het laadstation tijdens de installa-
tie beschadigt raakt, moet het buiten
bedrijf worden gesteld. Het moet
worden vervangen.
2.4 Veiligheidsaanwijzingen
voor de elektrische
aansluiting
– U dient rekening te houden met de
nationale wettelijke eisen die worden
gesteld aan elektrische installaties,
brandbeveiliging, veiligheidsbepalin-
gen en vluchtwegen op de geplande
installatielocatie. Neem de telkens
geldende, nationale installatievoor-
schriften in acht.
– Elk laadstation moet door een eigen
aardlekschakelaar en installatieauto-
maat in de aansluitinstallatie worden
beschermd. Zie "Eisen aan de installa-
tielocatie op pagina 67".
– Zorg ervoor dat de elektrische aan-
sluitingen spanningsvrij zijn voordat
het laadstation op de elektriciteit
wordt aangesloten.
– Sluit bij de eerste inbedrijfname van
het laadstation nog geen voertuig
aan.
– Zorg ervoor dat de juiste aansluitka-
bel voor de aansluiting op het elektri-
citeitsnet wordt gebruikt.
– Laat het laadstation niet zonder toe-
zicht als de installatieafdekking is ge-
opend.
– Installeer het laadstation niet zonder
installatieframe.
– Wijzig de instelling van de DIP-scha-
kelaars alleen als het apparaat is uit-
geschakeld.
– Neem eventuele aanmeldingen bij de
netbeheerder in acht.
2.5 Veiligheidsaanwijzingen
voor de inbedrijfname
– De inbedrijfname van het laadstation
mag uitsluitend door een elektricien
worden uitgevoerd.
– De correcte aansluiting van het laad-
station moet vóór de inbedrijfname
door de elektricien worden gecontro-
leerd.