Artsenhandleiding
91098825-02 298 van 337
2. Als de stimulator van de patiënt oppervlakkig
is geplaatst of als de patiënt een dunne
huid heeft, moet de patiënt worden
geïnstrueerd om het afstandsstuk voor
opladen achter in de zak van de
oplaadkraag te plaatsen. Patiënten bij wie
de stimulator oppervlakkig is geplaatst of
die een dunne huid hebben, kunnen
sneller opladen met gebruik van het
afstandsstuk voor opladen.
Opmerking: Patiënten bij wie de stimulator diep is geplaatst, dienen het
afstandsstuk voor opladen niet te gebruiken, aangezien het opladen
hierdoor kan worden vertraagd.
3. Plaats de oplader in de juiste zak van de oplaadkraag met de aan/uit-knop naar
buiten gericht. Als de stimulator zich aan de rechterzijde van de borstkas bevindt,
plaatst u de oplader in de rechterzak. Als de stimulator zich aan de linkerzijde van
het lichaam bevindt, plaatst u de oplader in de linkerzak.
4. Als het afstandsstuk voor opladen wordt gebruikt, moet dit tussen de oplader en
de achterzijde van de zak worden geplaatst.
5. Plaats het contragewicht in de zak aan de tegenovergestelde kant van de oplader.
6. Leg de oplaadkraag om uw nek, met de zakken naar buiten gericht, zoals
getoond.
7. Voor de beste oplaadresultaten zorgt u ervoor dat de oplader is gecentreerd boven
op de stimulator. Als de oplader niet is gecentreerd, kan het opladen langer duren.
Raadpleeg Oplader juist uitlijnen op pagina 300 om zeker te zijn dat de oplader
boven op de stimulator is gecentreerd.
8. Als de oplader niet boven op de stimulator is gecentreerd, moet u mogelijk de
lengte van de oplaadkraag aanpassen met behulp van de banden. Het wordt
aanbevolen tijdens het opladen af en toe te controleren of de oplader is uitgelijnd
boven op de stimulator.
To Next Page
Loading...
Need help?
General
