93
NEDERLANDS
5
NAMEN EN FUNCTIES VAN ONDERDELEN
(1) Voorpaneel
q
Hoofdschakelaar (ON/STANDBY)
• (Hiermee wordt het hele syhsteem aan- en
uitgeschakeld.)
• Druk hier eenmaal op om aan te schakelen en
druk er vervolgens nogmaals op om over te
schakelen naar de wachtstand (STANDBY).
• De LED kleur verandert als volgt, naargelang van
de toestand:
In de stand ON: groen
In de stand STANDBY: rood
In de stand TIMER STANDBY: oranje
✻ Wanneer u op de spanningstoets van het
hoofdtoestel drukt en met de afstandsbediening
de standby-modus uitschakelt, wordt de
dempmodus ingesteld. De LED knippert rood
tijdens de dempingsstand, houdt vervolgens op
met knipperen en blijft branden zodra het toestel
opnieuw kan worden bediend.
✻ Als de indicator oranje is en knippert (snel):
Het beveiligingscircuit is ingeschakeld.
Als dit gebeurt, trek het netsnoer dan uit zodat de
indicator wordt uitgeschakeld, en controleer
vervolgens de invoer- en uitvoeraansluitpunten op
het achterpaneel. Controleer vooral de
luidsprekersnoeren op kortsluiting. Steek de
stekker opnieuw in het stopcontact zodra alle
aansluitingen correct zijn gemaakt. (Wacht ten
minste 10 seconden nadat u het toestel hebt
uitgeschakeld alvorens u het opnieuw inschakelt.)
• Wanneer de DRA-201SA in een systeem met de
201SA-reeks is aangesloten, schakelt u de
spanning voor het volledige systeem in/uit met de
spanningstoets van de DRA-201SA. Wanneer de
spanning van de DRA-201SA wordt ingeschakeld,
wordt de spanning van alle aangesloten
systeemtoestellen ook ingeschakeld.
✻ De DRA-201SA krijgt stroom, zelfs in de standby-
modus (laag stroomverbruik).
w
Aansluitbus voor koptelefoon
(PHONES)
• Sluit een koptelefoon (niet meegeleverd) aan op
deze aansluitbus als u naar muziek wilt luisteren
maar uw huisgenoten niet wilt storen.
• Wanneer de stekker van de koptelefoon in de
aansluiting steekt, wordt het geluid van de
luidsprekers automatisch uitgeschakeld en u hoort
dus niets meer uit de luidsprekers.
e
REMOTE SENSOR (Ontvanger afstandsbediening)
• Deze ontvanger ontvangt het infrarood-licht dat
wordt overgeseind vanuit de draadloze
afstandsbediening.
Richt de draadloze afstandsbediening op de
ontvanger voor de bediening van het toestel.
r
Functiekiezer (FUNCTION)
• Verandert de invoerfunctie. Ook gebruikt om de
modi in te stellen die u met de modustoets hebt
geselecteerd. (Zie pagina 97, 98.)
t
Modustoets (MODE)
• Hiermee stelt u de lage tonen, hoge tonen en het
balansniveau in. (Zie pagina 97, 98.)
• Hiermee schakelt u de loudness-functie in of uit.
(Zie pagina 98.)
• Hiermee stelt u het luidsprekersysteem in. (Zie
pagina 98.)
y
Timertoets (TIMER)
• Druk op deze toets wanneer het toestel
ingeschakeld is om het display te bevestigen of te
veranderen. Bij iedere druk op deze toets
verandert het display als volgt:
Klok: Geeft aan hoe laat het is.
Timer-standby: Geeft de timer-standby-modus
aan. Schakel de timer-standby-modus in of uit met
de PRESET/TUNING-toetsen (zie pagina 102).
• Druk ten minste 3 seconden op deze toetsen om
de timer in te stellen (zie pagina 101) of om de
timerinstellingen te bevestigen (zie pagina 102).
Bij iedere druk op de PRESET/TUNING-toets
verandert het display als volgt:
Frequency Clock Timer Standby
TIME EVERYDAY ONCE
TIME: Hiermee stelt u in hoe laat het is.
EVERYDAY: Hiermee stelt u de dagelijkse timer
in.
ONCE: Hiermee stelt u de eenmalige timer
in.
• Druk op deze toets wanneer het toestel in de
standby-modus staat om het tijddisplay in of uit
(“Energiespaarstand”) te schakelen.
u
Band-/RDS-toets (BAND/RDS)
• Veranderen de band en de FM ontvangsmode als
volgt telkens wanneer deze toets wordt ingedrukt:
RDS PTY TP
FM AUTO FM MONO AM
• Wanneer de FM-band is ingesteld, kunt u een
RDS-zoekmodus selecteren als u ten minste 3
seconden op deze toets drukt.
Bij iedere druk op deze toets verandert het display
als volgt:
i
Geheugen-/insteltoets (MEMORY/SET)
• Gebruik deze toets als geheugentoets wanneer u
AM- en FM-zenders vastlegt.
• Gebruik deze toets als insteltoets wanneer u de
tijd en de timer instelt en wanneer u gegevens
invoert.
• Wanneer de PTY-zoekmodus is ingesteld, kunt u
met een druk op deze toets een programmatype
selecteren.
• Druk ten minste 3 seconden op deze toets om de
functie van de PRESET/TUNING-toetsen te
veranderen (Voorkeuzemodus of Afstemmodus).
o
Display
Zie pagina 94.
!0
Voorkeuze-/Afstemtoetsenuttons
(PRESET/TUNING UP en DOWN)
• Roep de voorkeuzezenders op met deze toetsen.
(PRESET UP DOWN) (Zie pagina 99.)
• Stem af op een AM of FM-zender met deze
toetsen.
(TUNING UP/DOWN) (Zie pagina 98.)
!1
Brondirekt-schakelaar
(SOURCE DIRECT)
• De regelaars (BASS, TREBLE, LOUDNESS en
BALANCE) (lage tonen, hoge tonen en balans)
kunnen worden gebruikt wanneer deze schakelaar
in de stand OFF staat.
• In de stand ON worden bovenstaande regelaars
genegeerd en worden de signalen rechtstreeks
naar het volumeregelcircuit gezonden voor een
klank van hoge kwaliteit.
!2
Volumeregelaar (VOLUME)
• Hiermee regelt u het volume van het geheel
(draaiknopsysteem).
• Het volume verhoogt wanneer men in wijzerzin
aan de regelaar draait (,) en neermt af wanneer
men in tegenwijzerzin draait (.).
• Het volume is regelbaar in 70 trappen: van
minimum (VOLUME 0) tot maximum (VOLUME
MAX).
!3
FM-antenneaansluitpunt
(ANTENNA TERMINAL FM)
• Sluit hier de FM-antenne op aan.
!4
SIGNAL GND-aansluitpunt (aarding)
• Sluit hierop het aardingssnoer van de draaitafel
aan.
!5
INPUT-aansluitpunten (INPUTS)
Dit zijn de invoeraansluitpunten voor een CD-speler,
draaitafel, DVD of een ander weergavecomponent.
• AUX-2:
Hierop sluit u een videodeck of een ander
component aan.
!6
TAPE- en MD REC-aansluitpunten (REC)
• Opnameaansluitpunten (REC)
• Dit zijn uitvoeraansluitingen voor opname.
• TAPE:
Hierop sluit u een cassettedeck aan.
• MD:
Hierop sluit u een MD-recorder aan.
!7
Netsnoer
• Steek de stekker van het netsnoer in een
stopcontact.
!8
SPEAKER SYSTEMS-aansluitpunten
• Sluit hierop de luidsprekersystemen aan.
!9
Systeemconnectors
(SYSTEM CONNECTOR 1 en 2)
• Wanneer u de 201SA-reeks in een systeem
aansluit, moet u deze connectors op de
systeemconnectors van andere
systeemcomponenten aansluiten.
(Gebruik de systeemsnoeren die bij de andere
componenten werden geleverd.)
@0
TAPE- en MD PLAY-aansluitpunten (PB)
• Weergaveaansluitpunten (PB)
@1
AM-antenneaansluitpunt
(ANTENNA TERMINAL AM)
• Sluit hier de AM-antenne op aan.
(2) Achterpaneel
OPMERKING:
• Deze klem wordt gebruikt om ruis te
onderdrukken wanneer een platenspeler enz.
is aangesloten.
De klem is niet volledig geaard.