Uitgangen configureren
4–20mA-module instellen
1. Druk op menu en selecteer SETUP SYSTEM (systeem instellen)>SETUP OUTPUTS (uitgangen
instellen)>4–20mA SETUP (instelling 4–20 mA).
2. Selecteer de UITGANG.
3. Selecteer een optie.
Optie Omschrijving
ACTIVEREN De opties in de menulijst veranderen afhankelijk van de geselecteerde functie.
Raadpleeg 4–20mA-activeringsopties op pagina 155 voor meer informatie.
KIES Selecteer de uitgang. Opties: geen als de uitgang niet is geconfigureerd, de
analysernaam of berekening als er een berekeningsformule is geconfigureerd.
Raadpleeg Berekening instellen op pagina 154.
PARAMETERKEUZE Selecteer in de lijst het meetkanaal.
SET FUNCTION Selecteer een functie. Overige opties verschillen afhankelijk van de gekozen functie.
LINEAR CONTROL (LINEAIRE REGELING) – het signaal is lineair afhankelijk van de
proceswaarde. PID CONTROL (PID-REGELING) – het signaal functioneert als een
PID-controller (proportioneel, integraal of afgeleid). LOGARITMISCH – het signaal
wordt logaritmisch weergegeven binnen het procesvariabelenbereik. BILINEAIR – het
signaal wordt als twee lineaire segmenten weergegeven binnen het
procesvariabelenbereik.
SET TRANSFER Als TRANSFER (OVERDRACHT) is of wordt geselecteerd als de ERROR HOLD
MODE (HOLD-MODUS VOOR FOUTEN), selecteer dan SET TRANSFER
(OVERDRACHT INSTELLEN) en voer de overdrachtwaarde in. Bereik: 3,0 tot
23,0 mA (standaard = 4.000). Raadpleeg Hold-modus voor fouten instellen
op pagina 159.
SET FILTER Voer de filterwaarde in. Dit is een tijdsgemiddelde filterwaarde van 0 tot
120 seconden (standaard = 0).
SCALE 0mA/4mA Selecteer de schaal (0-20 mA of 4-20 mA).
4–20mA-activeringsopties
1. Druk op menu en selecteer SETUP SYSTEM (systeem instellen)>SETUP OUTPUTS (uitgangen
instellen)>4–20mA SETUP (instelling 4–20 mA).
2. Selecteer de beschikbare UITGANG.
3. Selecteer SET FUNCTION>LINEAR CONTROL (FUNCTIE INSTELLEN>LINEAIRE REGELING)
en selecteer vervolgens de van toepassing zijnde opties in het menu ACTIVATION
(ACTIVERING).
Optie Omschrijving
SET LOW VALUE (lage waarde
instellen)
Stelt het lage eindpunt van het procesvariabelenbereik in.
SET HIGH VALUE (hoge waarde
instellen)
Stelt het hoge eindpunt (bovenste waarde) van het
procesvariabelenbereik in.
Nederlands 155