Optie Omschrijving
DEADBAND Stelt een vertraging in zodat het relais stabiel blijft wanneer de proceswaarde
samenvalt met de instelwaarde.
OVERFEED TIMER Stelt de maximale tijd in om de instelwaarde van het proces te bereiken. Wanneer,
naarmate de tijd verstrijkt, het relais niet de instelwaarde toont, wordt het relais
gedeactiveerd. Reset de timer handmatig in geval van een overvoedingsalarm.
OFF DELAY Stelt een vertragingstijd in voor deactivering van het relais (standaard = 5 seconden).
ON DELAY Stelt een vertragingstijd in voor activering van het relais (standaard = 5 seconden).
5. Selecteer EVENT CONTROL (GEBEURTENISSENREGELING) in het menu FUNCTION
(FUNCTIE) en selecteer vervolgens de van toepassing zijnde opties in het menu ACTIVATION
(ACTIVERING).
Optie Omschrijving
INST. SETPOINT Stelt de waarde in voor activering van het relais.
DEADBAND Stelt een vertraging in zodat het relais stabiel blijft wanneer de proceswaarde samenvalt
met de instelwaarde.
OnMax TIMER Stelt de maximale activeringstijd van het relais in (standaard = 0 min).
OffMax TIMER Stelt de maximale deactiveringstijd van het relais in (standaard = 0 min).
OnMin TIMER Stelt de activeringstijd van het relais in, onafhankelijk van de meetwaarde (standaard =
0 min).
OffMin TIMER Stelt de deactiveringstijd van het relais in, onafhankelijk van de meetwaarde (standaard =
0 min).
6. Selecteer ROOSTER in het menu FUNCTION (FUNCTIE) en selecteer vervolgens de van
toepassing zijnde opties in het menu ACTIVATION (ACTIVERING).
Optie Omschrijving
UITGANG VASTH Zet de uitgangen voor de geselecteerde kanalen op Hold of draagt over.
BEDR.DAGEN Selecteert het aantal dagen dat het relais geactiveerd blijft. Opties: Zondag, Maandag,
Dinsdag, Woensdag, Donderdag, Vrijdag, Zaterdag
STARTTIJD Stelt de starttijd in.
INTERVAL Stelt de tijd tussen activeringscycli (standaard = 5 min) in.
DURATION Stelt de tijdsperiode in dat het relais wordt geactiveerd (standaard = 30 min).
OFF DELAY Stelt de extra Hold-/uitvoertijd na deactivering van het relais in.
7. Selecteer WARNING (WAARSCHUWING) in het menu FUNCTION (FUNCTIE) en selecteer
vervolgens de van toepassing zijnde opties in het menu ACTIVATION (ACTIVERING).
Optie Omschrijving
WARNING LEVEL Stelt het niveau voor activering van de waarschuwing in en start van toepassing zijnde
afzonderlijke waarschuwingen.
8. Selecteer PROCESS EVENT (procesgebeurtenis) in het menu FUNCTION (functie) en selecteer
vervolgens de van toepassing zijnde opties in het menu ACTIVATION (activering).
Opmerking: Er kan meer dan één optie worden geselecteerd.
Optie Beschrijving
MEASURING 1 (meten 1) Sluit het relais tijdens de meetcyclus.
MEASURING 2 (meten 2) Sluit het relais tijdens de meetcyclus.
MEASURING 3 (meten 3) Sluit het relais tijdens de meetcyclus.
158 Nederlands