56 NL/BE
Controle voor gebruik
• Controleer alle zijdes van de motor op olie of brandstoflek-
ken.
• Controleer het motoroliepeil.
• Controleer het brandstofpeil – de tank moet minstens 0,4 li-
ter bevatten.
• Controleer de toestand van het luchtfilter (zie hoofdstuk
16.5).
• Controleer de conditie van de brandstofleidingen.
• Controleer of de bougiestekker (12) aan de bougie (12a)
is bevestigd.
• Let op tekenen van schade.
• Controleer of alle veiligheidsafdekkingen zijn aangebracht
en of alle schroeven, moeren en pennen zijn aangedraaid.
10.1 Motorolie bijvullen (afb. 7)
m Let op!
De grasmaaier wordt geleverd zonder motorolie.
Voor ingebruikname daarom altijd olie bijvullen.
Gebruik hiertoe multipurpose olie (SAE 10W-30
of SAE 10W-40).
Controleer het oliepeil voor elke ingebruikname. Een te laag
oliepeil kan de motor beschadigen.
1. Plaats de grasmaaier op een vlak, recht oppervlak.
2. Schroef de oliepeilstok (14) los.
3. Vul de tank met motorolie met behulp van een trechter (niet
bij de levering inbegrepen) (SAE 10W-30 / SAE 10W-
40). Let op de max. vulcapaciteit van 0,4 liter. Vul de olie
voorzichtig bij tot aan de onderkant van de vulpijp.
4. Veeg de oliepeilstok (14) met een schone, pluisvrije doek
schoon.
5. Plaats de oliepeilstok (14) weer terug en er weer uit. Con-
troleer het oliepeil, zonder de oliepeilstok (14) weer er in
te schroeven.
6. Het oliepeil moet binnen de middelste markering op de
oliepeilstok (14) staan.
7. Als het oliepeil te laag is, voeg dan de aanbevolen hoe-
veelheid motorolie toe (max. 0,4 liter).
8. Schroef de oliepeilstok (14) vervolgens weer vast.
10.2 Benzine bijvullen (afb. 8)
m GEVAAR!
Brand- en explosiegevaar!
Brandstof kan zich bij het vullen ontsteken en eventueel explo-
deren. Dit leidt tot ernstige verbrandingen of zelfs de dood.
- Schakel de motor uit en laat deze afkoelen.
- Houd uit de buurt van hitte, vlammen en vonken.
- Vul brandstof alleen in de open lucht bij.
- Draag veiligheidshandschoenen.
- Vermijd huid- en oogcontact.
- Neem minimaal drie meter van de plek waar u brandstof
hebt bijgevuld voordat u de motor start.
- Let op voor ondichte plekken. Start de motor niet als er ben-
zine lekt.
m Let op!
De grasmaaier wordt geleverd zonder benzine.
Voor ingebruikname daarom altijd benzine bij-
vullen. Gebruik hiertoe loodvrije benzine E10.
1. Reinig de omgeving van het vulgedeelte. Verontreini-
gingen in de benzinetank (8) veroorzaken bedrijfssto-
ringen.
2. Open voorzichtig de tankdop (7) zodat eventuele over-
druk kan ontsnappen.
3. Vul de benzinetank (8) met behulp van een trechter (niet
bij de levering inbegrepen) met benzine. Let op de max.
vulcapaciteit van 0,85 liter. Vul voorzichtig de benzine
bij tot aan de onderkant van de vulpijp.
4. Sluit de tankdop (7) weer. Controleer of de tankdop
goed is afgesloten.
5. Reinig de tankdop (7) en de omgeving.
6. Controleer de benzinetank (8) en de brandstofleidingen
op lekkages.
7. Neem minimaal drie meter van de plek waar u brand-
stof hebt bijgevuld voordat u de motor start.
11. In gebruik nemen
AANWIJZING: Enige geluidsoverlast van dit ap-
paraat is onvermijdelijk. Stel werkzaamheden
met lawaai uit tot goedgekeurde en aangewezen
tijden. Houd u zo nodig aan rustperiodes en be-
perk de duur van het werk tot het absolute nood-
zakelijke. Voor uw persoonlijke bescherming en
de bescherming van personen in de buurt, dient u
geschikte gehoorbescherming te dragen.
11.1 Messtopinrichting
Voor elke ingebruikname moet u de messtopinrichting contro-
leren. Start de motor zoals onder 12.2 beschreven.
1. Laat de motorremhendel (2) los. De motor schakelt uit en
het mes (21) wordt afgeremd.
2. Het mes (21) moet binnen 7 seconden stoppen.
11.2 Instellen van de snijhoogte (afb. 10)
m Let op! Het verstellen van de snijhoogte mag
alleen bij uitgeschakelde motor en verwijderde
bougiestekker worden uitgevoerd.
• In dicht, hoog gras, stelt u de hoogste snijhoogte in en maait
u langzamer. Voor de eerste keer maaien in het seizoen,
stelt u een hoge snijhoogte in. Stel de maaihoogte zo in dat
het apparaat niet wordt overbelast.
• Selecteer de maaihoogte, afhankelijk van de werkelijk gras-
lengte.
• Voer meerdere passages uit, zodat er maximaal 4 cm gras
in één keer wordt afgehaald.
• De juiste maaihoogte is bij
- een siergazon ca. 30 - 45 mm
- een gebruiksgazon ca. 40 - 65 mm.
Het instellen van de snijhoogte geschiedt via de hendel voor
de snijhoogteverstelling (16). Er kunnen verschillende snij-
hoogten worden ingesteld.
1. Trek de hendel voor de snijhoogteverstelling (16) naar
buiten.
2. Verschuif de hendel voor de snijhoogteverstelling (16) in
de gewenste positie.
3. Laat de hendel voor de snijhoogteverstelling (16) weer
los. De hendel klikt vast in de gewenste positie.