Stihl iMOW 6.0 - Page 210

► Leid de begrenzingsdraad (1) bij de rand van‐
daan richting het afgebakende gebied. Contro‐
leer of voor het afgebakende gebied de vol‐
gende maten zijn aangehouden:
–
Minimumafstand tot aan andere begren‐
zingsdraden a = 55 cm
–
Draadafstand b = 37 cm (lengte: 1x iMOW
®
Ruler) (bij water en randen van afgronden
b = 1 m)
–
Minimale diameter van het afgebakende
gebied 74 cm
1
0000100232_001
► Leg de begrenzingsdraad (1) rond het af te
bakenen gebied.
► Leid de begrenzingsdraad (1) parallel en vlak
naast elkaar terug naar de rand, zonder dat de
begrenzingsdraden elkaar kruisen.
8.9 Vast obstakel
Een vast obstakel op het maaivlak hoeft niet
door een afgebakend gebied te worden
begrensd als het obstakel ten minste 10 cm hoog
is. Het obstakel wordt door de ultrasoonsensoren
en de stootsensor herkend.
a
0000100064_001
► Een vast obstakel met een hoogte van ten
minste a = 10 cm hoeft niet te worden afgeba‐
kend.
8.10 Versmalling
a
b
b
1
1
0000100065_001
De maairobot rijdt door alle versmallingen heen,
voor zover er een minimumafstand (a) tussen de
begrenzingsdraden (1) wordt aangehouden.
► Leg de begrenzingsdraad (1) zoals afgebeeld
en controleer of de volgende maten zijn aan‐
gehouden:
–
Minimumafstand tussen de begrenzingsdra‐
den (1) in de versmalling: a = 2 m
–
Als de versmalling door obstakels aan de zij‐
kant wordt omgeven: houd aanvullend een
afstand van b = 37 cm (lengte: 1x iMOW
®
Ruler) aan
► Als de minimumafstand a = 2 m tussen de
begrenzingsdraden (1) wordt onderschreden:
Leg een leidraad in het midden van de ver‐
smalling.
Versmalling met leidraad
2
2
3
b
b
1
1
1
1
a
0000100418_001
Een leidraad (2) leidt de maairobot doelgericht
door een versmalling heen, voor zover er een
minimumafstand (a) tussen de begrenzingsdra‐
den (1) wordt aangehouden.
Om de ingebruikname te voltooien, moet er een
startpunt (3) achter de versmalling inclusief de
frequentie van benadering worden ingesteld.
Nederlands 8 Begrenzingsdraad neerleggen
210 0458-011-9601-A