voor instructies over het uitvoeren van een plaatsingstest op apparaat. De volgende testmodussen zijn
beschikbaar:001-128 – Draadloze zones testen.
Tabel 14: Modussen plaatsingstest draadloos apparaat
001-128 Draadloze zones testen Draadloze apparaten afzonderlijk per zone testen.
520 Alle repeaters testen
Test elke ingeschreven draadloze repeater.
521-528 voor repeaters 1-8.
550 Alle sirenes testen
Test elke ingeschreven draadloze sirene.
551-556 voor sirenes 1-16
600
Alle draadloze sleutels tes-
ten
Test afzonderlijke draadloze sleutels. Wanneer u in deze
sectie bent, kunt u door op een knop op de draadloze sleutel
te drukken met de test beginnen.
601-632 voor draadloze sleutels 1-32.
700 Alle bedienpanelen testen
Test elk ingeschreven bedienpaneel
701-716 voor bedienpanelen 1-16.
Twee testresultaten worden verstrekt:
l
24 uur: Gemiddelde resultaten van signaalsterkte die is getest gedurende een periode van 24 uur.
l
Nu: Signaalstatusresultaten van de huidige test.
Tijdens het testen knipperen de klaar- en ingeschakeld-LED's om aan te geven dat er gegevens worden
ontvangen. Een knipperende probleem-LED geeft aan dat er RF-storing is. De volgende sta-
tusindicatoren kunnen worden weergegeven:
Tabel 15: Statusindicatoren draadloos apparaat
LCD Status Repeater [905]
Sterk Sterke signaalsterkte Repeater 1
GOED Goede signaalsterkte Repeater 2
Slecht Zwakke signaalsterkte Repeater 3
1-richting
Het apparaat werkt alleen in 1-richtingsmodus. De alarmcentrale
kan het apparaat niet configureren of beheren
Repeater 4
Geen
test
Weergegeven als het nu-resultaat als er geen test werd uitgevoerd. Repeater 5
Geen
Altijd weergegeven als het 24-uurs resultaat bij het testen van
draadloze sleutels.
Repeater 6
OPMERKING: Voor UL/ULC installaties is alleen het signaalniveau STERK acceptabel.
Probleemoplossing
1. Wanneer er wordt geprobeerd een zone toe te wijzen aan een draadloos apparaat, reageert het
bedienpaneel met een lange pieptoon.
l Bevestig dat het bedienpaneel goed is aangesloten op de Corbus.
2. Na het invoeren van de ESN van een draadloos apparaat, dat vervolgens wordt geactiveerd, geeft
het bedienpaneel niet aan dat de zone open is.
l Controleer of het ESN correct is ingevoerd.
l Controleer of de zone is ingeschakeld voor de blok (wanneer blokprogrammering wordt gebruikt).
l Controleer of de draadloze zone niet is toegekend aan een zone die gebruikt wordt door HSM2108
modules, een ingebouwde zone of een bedienpaneel zone.
l Zorg ervoor dat de zone voor iets anders is geprogrammeerd dan 'null-activiteit'. Het resultaat van
een plaatsingstest is "slecht" of er worden geen resultaten ontvangen.
l Controleer of u de juiste zone aan het testen bent.
l Controleer of het apparaat zich binnen het bereik van het bedienpaneel bevindt. Probeer het appa-
raat te testen in dezelfde ruimte als de ontvanger.
l Bevestig dat het bedienpaneel goed is aangesloten op de Corbus.
l Controleer of de zone correct wordt getest. Raadpleeg de instructies die bij het apparaat zijn gele-
verd.
l Controleer of de batterijen correct geïnstalleerd zijn en goed werken.
l Kijk of er grote metalen voorwerpen aanwezig zijn die kunnen voorkomen dat het signaal het
bedienpaneel bereikt.
l Het apparaat moet worden geplaatst op een locatie waar constant "goede" resultaten worden ver-
kregen. Wanneer verschillende apparaten "slechte" resultaten geven of wanneer de panie-
konderdelen en draadloze sleutels niet constant werken, verplaatst u de ontvanger.
Bij systemen die voldoen aan EN50131-1 and EN50131-3, dient het HS2LED bedienpaneel te worden
gebruikt in combinatie met een LCD type bedienpaneel (HS2LCD(P), HS2LCDRF(P)8 of
HS2LCDWF(P)8) om in het logboek vastgelegde gebeurtenissen te kunnen bekijken en ook voor-
waarden te niet te doen die het instellen van het alarmsysteem verhinderen Het HS2LED bedienpaneel
op zichzelf kan deze functies niet ondersteunen.
To Next Page
Loading...
Need help?
General
