EasyManua.ls Logo

Interlogix DDV1016AM - Page 33

Interlogix DDV1016AM
52 pages
To Next Page IconTo Next Page
To Next Page IconTo Next Page
To Previous Page IconTo Previous Page
To Previous Page IconTo Previous Page
Loading...
P/N 146667999-1 (ML) • REV G • ISS 19AUG19 33 / 52
Monteer de detector op een stabiel oppervlak en een
hoogte tussen 2,0 m en 3,0 m van de vloer.
Plaats de detector niet binnen 0,5 m van metalen
voorwerpen of binnen 1,5 m van TL-verlichting.
Plaats geen voorwerpen voor de detector die het
detectieveld kunnen blokkeren.
Plaats detectors op ten minste 6 m van elkaar en gebruik
de korte bereik instelling om storing te voorkomen.
De dual-technologie van deze detector voorkomt het risico van
loze alarmen. Vermijd niettemin alle mogelijke oorzaken van
instabiliteit, zoals:
PIR-invloeden:
Rechtstreeks zonlicht op de detector
Warmtebronnen binnen het detectieveld van de detector
Veel tocht op de detector
Dieren in het detectieveld
Het detectieveld van de detector versperren met grote
objecten, zoals meubels
Microgolf-invloeden:
Montageplaats is onderhevig voor trillingen
Metalen oppervlakken die de radargolven reflecteren
Beweging van water door plastic buizen in het detectieveld
of direct achter de detector
Bewegende of trillende voorwerpen, zoals ventilatoren,
verwarmingen of air-co's
AM-invloeden:
Bewegende objecten dichterbij dan 1 m voor de detector
Kleine insecten op de detector
Moderne TL-of LED verlichting vlakbij (dichterbij dan
1,5 m)
WAARSCHUWING! De apparatuur is niet geaard.
Elk extern circuit dat op de apparatuur wordt
aangesloten, moet zich in hetzelfde gebouw
bevinden en zijn aangesloten op een beschermde
aarde aansluiting.
Draadisolatie van kabels aangesloten op de apparatuur moet
voldoen aan IEC 60332-1-2 en IEC 60332-1-3 of IEC 60332-
2-2, afhankelijk van de doorsnede van de ader, of IEC TS
60695-11-21, ongeacht van dwarsdoorsnede. Als alternatief
moeten dergelijke kabels voldoen aan UL 2556 VW-1.
De voedingsbron van de detector moet met een vermogen
van 15 W worden begrensd.
Wij adviseren om regelmatig een looptest van de detector uit te
voeren en het resultaat op het controlepaneel te verifiëren.
Ga als volgt te werk om de detector te installeren:
1. Neem het afdekplaatje uit (zie afbeelding 2, item 1 en 2).
2. Maak de detector voorzichtig open met een
schroevendraaier (zie afbeelding 2, items 2 en 3).
Let op: Raak de pyro-elektrische sensor niet aan
(afbeelding 6).
3. Verwijder de schroef uit het deksel (afbeelding 4, item 2).
4. Monteer de achterkant tegen de muur tussen 2,0 m en
3,0 m vanaf de vloer.
Zie afbeelding 4. Gebruik in alle posities minimaal twee
M4-schroeven van de standaarden DIN 7505B, DIN 96,
DIN 7996, of een schroef met een platte kop van 8 mm
doorsnede.
- Gebruik voor vlakke montage schroeven in posities A.
- Gebruik voor hoekmontage schroeven in positie B of C.
Opmerking: Gebruik niet montagepositie C voor
EN 50131 niveau 3-installaties.
- Als u de afneembeveiliging ST400 wilt installeren,
gebruikt u montageposities A. De ST400-montagepositie
wordt weergegeven als item 3 in afbeelding 4. Open de
opening in de achterkant (afbeelding 5, item 2).
5. Sluit de bedrading van de detector aan (zie afbeeldingen 4
en 12). Gebruik de kabelopeningen (afbeelding 5, item 1)
en kabelgoot (afbeelding 5, item 3) in de achterkant.
6. Selecteer de gewenste jumper- en DIP-switchinstellingen
(zie De detector instellenop pagina 34 voor meer
informatie.
7. Verwijder de maskers en voeg de stickers toe, indien
nodig. Zie “Het detectie patroon configurerenop pagina
36 voor meer details.
8. Gebruik voor plafondmontagetoepassingen de SB01-
montagebeugel. SB01-montageposities worden
weergegeven als item 1 in afbeelding 4.
9. Sluit de voorkant, plaats de schroef in de behuizing en
plaats het afdekplaatje.
Aansluitingen
Zie afbeelding 12.
Tabel 1: Detectoraansluitingen
Aansluiting
Label
Verklaring
1, 2
GND,
+12V
Voedingsaansluiting (9 t/m 15 V, 12 V
nominaal)
3, 4
ALARM
Alarmrelaisuitgang (33 Ω). Gebruik jumper
JA om de ingebouwde EOL-weerstand in
serie te plaatsen met het relais. Zie
Jumpersop pagina 34.
5, 6
TAMPER
Sabotagerelaisuitgang (0 Ω). Gebruik
jumper JT om de ingebouwde EOL-
weerstand in serie te plaatsen met de
schakelaar. Zie Jumpersop pagina 34.
7
Looptest
Met deze ingang wordt de LED (looptest
aan/uit) in- en uitgeschakeld. De
looptestmodus kan alleen worden
geactiveerd wanneer de detector zich in de
dagmodus bevindt (pin 8). Actieve hoge of
lage wordt bepaald door SW1-3 (zie SW1-
3: Polariteitop pagina 35).
8
Dag/nacht
Met deze ingang wordt de detector
overgeschakeld in dag- (geheugen wordt
opde LED-indicator getoond) of
nachtmodus (alarmgeheugen wordt
geactiveerd en eerder opgeslagen alarmen
worden gewist). Actieve hoge of lage wordt
bepaald door SW1-3 (zie SW1-3:
Polariteitop pagina 35).

Related product manuals