Rev 33 22 (NL)
6. Sluit de oplader aan op het laadstation. Lijn de inkeping op de connector van het net-
snoer uit met de groef op de connector van de adapter.
Zodra deze verbindingen zijn gemaakt, steekt u de stekker in het stopcontact. Er zit een
led-indicator op het laadstation – nadat
alles juist is geïnstalleerd, zou deze con-
stant groen moeten branden. Als het led-
lampje is uitgeschakeld, controleer de
voedingsaansluiting dan eerst; Als het
led-lampje is ingeschakeld maar niet con-
stant groen brandt, raadpleeg dan de ta-
bel hieronder.
groen
volledig opgeladen,
grensdraad OK)
of onjuist aangesloten
uiteinden en controleer of
Wacht tot de accu volledig
is opgeladen of stel “Start”
5
5
.
.
5
5
D
D
E
E
I
I
N
N
S
S
T
T
A
A
L
L
L
L
A
A
T
T
I
I
E
E
I
I
N
N
S
S
C
C
H
H
A
A
K
K
E
E
L
L
E
E
N
N
E
E
N
N
T
T
E
E
S
S
T
T
E
E
N
N
Zodra het led-lampje constant groen brandt, hebt u een werkgebied voor uw robot. Contro-
leer nu eerst of de grensdraadpinnen volledig in de grond zijn geslagen met een hamer.
Het doorsnijden van de grensdraad en gevolgschade wordt niet ge-
dekt door de garantie.
Plaats uw robot vervolgens in het werkgebied, naast het laadstation.
Druk op de hoofdschakelaar en zet deze in de stand “AAN”.
Een groen knipperend lampje geeft de verkeerde installatie van de
begrenzingsdraad aan.
led-indicator