110 UltraTemp®-E
Temperatuureenheid - °C of °F
Het controlepaneel kan de temperatuur weergeven in graden Fahrenheit of in graden Celsius. De ingestelde
temperatuureenheid kan als volgt gewijzigd worden vanaf het configuratiemenu voor de operator.
1 Druk de pijlen naar boven en naar beneden gelijktijdig in. Normaal wordt nu het taalkeuzescherm weergegeven.
2 Druk vervolgens de MENU SELECT-knop meermaals in tot het scherm van de temperatuureenheid wordt
weergegeven.
3 Druk de pijltoets naar boven of naar beneden in om te schakelen tussen Fahrenheit en Celsius. De laatste optie die
op het scherm wordt weergegeven, zal actief worden.
Correctie watertemperatuur
Het controlepaneel biedt de mogelijkheid om de gemeten watertemperatuur met 2 graden te verhogen of te
verlagen.
Om de temperatuurcorrectie te wijzigen:
1 Druk de pijlen naar boven en naar beneden gelijktijdig in.
2 Druk de MENU SELECT-knop meermaals in tot het scherm van de temperatuurcorrectie wordt weergegeven.
3 Druk de pijltoets naar boven of naar beneden in om de gewenste correctie te selecteren. Het laatste cijfer dat op
het scherm wordt weergegeven, zal actief worden.
Het controlepaneel vergrendelen
Vergrendeling controlepaneel warmtepomp - Om ongewenste aanpassingen of wijzigingen van de instellingen van de
warmtepomp te voorkomen, kan het controlepaneel vergrendeld worden. Wanneer na die vergrendeling een knop
wordt ingedrukt, verschijnt het volgende bericht in de display:
• druk de knoppen MENU SELECT en POOL/SPA gelijktijdig in om de vergrendeling van het controlepanel te activeren;
• druk de knoppen MENU SELECT en POOL/SPA gelijktijdig in om het controlepaneel te ontgrendelen.
Ontdooiingscyclus
De warmtepomp kan een ontdooiingscyclus starten als de luchttemperatuur ongeveer 10 °C bedraagt.
De ontdooiingscyclus begint wanneer de verdampersensor detecteert dat de koelmiddeltemperatuur lager is dan het
setpoint voor de ontdooiing. De compressor van de warmtepomp wordt dan uitgeschakeld. De ventilator van de
verdamper van de warmtepomp blijft draaien en de omkeerklep wordt geactiveerd. Hierdoor wordt de verdamper
verwarmd en actief ontdooid.
Opmerking: naarmate de verdamper tijdens de ontdooiing wordt verwarmd, is het mogelijk dat waterdamp wordt
gevormd en dat de productie van condensatiewater toeneemt.
Als de temperatuursensor een temperatuur hoger dan 7 °C detecteert, wordt de compressor na 15 minuten opnieuw
ingeschakeld. In het andere geval wordt het toestel uitgeschakeld.
Het rendement van een warmtepomp neemt af naarmate de luchttemperatuur daalt. Laat, voor een maximaal
rendement, de warmtepomp draaien tijdens de warmste periode van de dag.
De warmtepomp in- en uitschakelen
De warmtepomp wordt in- en uitgeschakeld met de AAN/UIT-knop.
1 Inschakelen - Druk, wanneer er stroom wordt toegevoerd naar de warmtepomp, de AAN/UIT-knop in om de
warmtepomp in te schakelen. Het ON-lampje moet oplichten.
2 Uitschakelen - Druk de AAN/UIT-knop in om de warmtepomp uit te schakelen. Het ON-lampje dooft uit. Het
hieronder afgebeelde scherm wordt tijdelijk weergegeven.