0478 111 9937 B - NL
88
4.6 Tijdens het werken
Werk nooit als er zich dieren of 
personen, in het bijzonder 
kinderen, binnen het gevaarlijke 
gebied bevinden.
De op het apparaat geïnstalleerde 
schakel- en veiligheidsinrichtingen mogen 
niet worden verwijderd of overbrugd. In het 
bijzonder de messenstopbeugel nooit aan 
de duwstang vastzetten (bijv. door 
vastbinden).
Opgelet - kans op letsel!
Houd handen of voeten nooit 
tegen of onder draaiende 
onderdelen. Raak het 
ronddraaiende mes nooit aan. Blijf altijd uit 
de buurt van de uitwerpopening.
Neem steeds de door de duwstang 
bepaalde veiligheidsafstand in acht. De 
duwstang moet steeds goed gemonteerd 
zijn en mag niet veranderd worden. 
Gebruik het apparaat nooit met 
neergeklapte duwstang.
Bevestig nooit voorwerpen aan de 
duwstang (bijv. werkkleding).
Werk alleen bij daglicht of bij goede 
kunstverlichting.
Werk niet met het apparaat bij regen, 
onweer en met name niet bij 
blikseminslaggevaar.
Bij een vochtige ondergrond is er meer 
gevaar voor letsel, omdat de gebruiker 
minder stabiel staat.
Om uitglijden te voorkomen moet er 
bijzonder voorzichtig worden gewerkt. 
Indien mogelijk het apparaat niet op een 
vochtige ondergrond gebruiken.
Uitlaatgassen:
Het apparaat genereert giftige 
uitlaatgassen zodra de 
verbrandingsmotor is 
ingeschakeld. Deze gassen 
bevatten giftig koolmonoxide, een kleur- 
en reukloos gas, en andere schadelijke 
stoffen. De verbrandingsmotor mag nooit 
in afgesloten of slecht geventileerde 
ruimtes in werking worden gezet.
Starten:
start het apparaat voorzichtig - de 
aanwijzingen in het hoofdstuk "Apparaat in 
gebruik nemen" (Ö 10.) opvolgen. Bij het 
starten volgens deze instructies is er 
minder kans op letsel.
Kans op letsel!
Wanneer de startkabel snel terugspringt, 
worden hand en arm sneller naar de 
verbrandingsmotor getrokken, dan dat de 
startkabel kan worden losgelaten. Deze 
kickback kan botbreuken, kneuzingen en 
verstuikingen veroorzaken.
Houd uw voeten bij het starten steeds op 
voldoende afstand van het 
snijgereedschap.
Voordat u begint te werken in het bijzonder 
de functie messen-rem-koppeling testen. 
(Ö 8.)
Bij het starten mag het apparaat niet 
worden gekanteld.
Voor het starten het maaimes 
uitschakelen. Activeer tijdens het starten 
geen beugels van de wielaandrijving.
Start de verbrandingsmotor niet wanneer 
het uitwerpkanaal niet door de uitwerpklep 
of de grasopvangbox is afgedekt.
Werken op hellingen:
hellingen altijd in de dwarsrichting, nooit in 
de lengterichting bewerken.
Als de gebruiker bij het maaien in 
langsrichting de controle verliest over de 
grasmaaier kan hij overreden worden door 
het maaiende apparaat.
Wees bijzonder voorzichtig als u op een 
helling van richting verandert.
Let steeds op een goede stand bij 
hellingen en vermijd om met het apparaat 
te werken op zeer sterke hellingen.
Om veiligheidsredenen mag het apparaat 
niet op hellingen steiler dan 25° (46,6 %) 
worden gebruikt. Kans op letsel!
Een stijging van de helling van 25° 
betekent een verticale stijging van 46,6 cm 
bij een horizontale lengte van 100 cm.
Voor gegarandeerd voldoende smering 
van de verbrandingsmotor moeten bij het 
gebruik van het apparaat op hellingen ook 
de instructies in de meegeleverde 
gebruiksaanwijzing verbrandingsmotor in 
acht worden genomen.
Levensgevaar door vergiftiging!
Stop onmiddellijk met werken bij 
misselijkheid, hoofdpijn, 
zichtstoornissen (bijv. 
blikvernauwing), slecht horen, 
duizeligheid of een verminderd 
concentratievermogen. Deze 
symptomen kunnen onder andere 
door een te hoge concentratie 
uitlaatgassen worden veroorzaakt.