3/12 Ref. GPAO : 33522111601 Ref. Const. 5490 326 4000
1.3.3 Voorzorgsmaatregelen tegen elektrocutie
Gevaar
Stroomaggregaten worden gebruikt voor het produceren van elektrische stroom.
Het aggregaat moet tijdens het gebruik altijd geaard zijn om u te beschermen tegen
elektrocutie.
Raak geen losgekoppelde aansluitingen aan of kabels waarvan de isolatie is verwijderd.
Neem nooit een stroomaggregaat vast met vochtige handen of voeten.
Stel het materieel nooit bloot aan vloeistofspatten of aan weer en wind, of plaats het niet op een natte vloer.
Houd de elektrische kabels en aansluitingen altijd in goede staat.
Gebruik geen materieel in slechte staat dat tot elektrocutie of beschadiging van de uitrusting kan leiden.
Zorg voor een differentiaalbeveiliging tussen het aggregaat en de apparatuur indien de gebruikte kabel/kabels
langer is/zijn dan 1 meter.
Gebruik soepele en stevige kabels, met een rubber mantel, conform IEC 60245-4 of gelijkwaardige kabels.
Sluit het stroomaggregaat niet aan op andere spanningsbronnen, zoals het openbare stroomverdeelnet. In de
bijzondere gevallen waar een reserveaansluiting op bestaande elektrische netwerken is voorzien, mag deze
uitsluitend door een bekwaam elektricien worden uitgevoerd, rekening houdend met de verschillende werking
van de uitrusting naargelang gebruik wordt gemaakt van het openbare stroomverdeelnet of het stroomaggregaat.
De beveiliging tegen elektrische schokken wordt verzorgd door speciaal voor het aggregaat voorziene
vermogensschakelaars. Indien deze moeten worden vervangen, moeten elementen met identieke nominale
waarden en karakteristieken worden gebruikt.
1.3.4 Voorzorgsmaatregelen tegen brand
Gevaar
Verwijder alle ontvlambare of explosieve producten (benzine, olie, doeken etc.) terwijl het
aggregaat in werking is.
De motor mag niet draaien in omgevingen die explosieve stoffen bevatten, want aangezien niet
alle elektrische en mechanische onderdelen afgeschermd zijn, kunnen vonken ontstaan.
1.3.5 Voorzorgsmaatregelen tegen uitlaatgassen
Gevaar
Uitlaatgassen bevatten een zeer toxische stof: koolmonoxide. Deze stof kan dodelijk zijn
wanneer ze in hoge concentraties wordt ingeademd.
Gebruik daarom uw aggregaat altijd in een goed verluchte ruimte waar de gassen niet kunnen
blijven hangen.
Een goede ventilatie is noodzakelijk voor de goede werking van uw stroomaggregaat. Zonder ventilatie zou de
motor snel oververhitten met ongevallen of beschadiging van het materieel en goederen in de omgeving tot
gevolg. Indien echter het aggregaat binnenin een gebouw moet worden gebruikt, is een aangepaste verluchting
noodzakelijk om koolmonoxidevergiftiging van mens of dier te voorkomen. De uitlaatgassen moeten naar buiten
worden afgevoerd.
1.3.6 Tanken
Gevaar
Brandstof is uitermate ontvlambaar en verspreidt explosieve dampen.
Het is verboden te roken, dichtbij te komen of vonken te veroorzaken tijdens het vullen van de
brandstoftank.
Tijdens het tanken moet de motor stilliggen. Veeg alle sporen van brandstof weg met een
schone doek.
Plaats het aggregaat altijd op een effen ondergrond, vlak en horizontaal om te vermijden dat brandstof van de
tank op de motor terechtkomt. Olieproducten moeten worden opgeslagen en behandeld overeenkomstig de
bepalingen van de wet. Draai de brandstofkraan (indien aanwezig) na elke vulbeurt dicht. Vul de tank met
behulp van een trechter, zorg ervoor dat geen brandstof wordt gemorst en schroef de dop na de vulbeurt terug op
de brandstoftank. Vul nooit brandstof bij terwijl het aggregaat in werking of warm is.