109
DEENFRITESPTNOSVFIDAPLSLSKTR NL
0478 111 9953 B - NL
Stickers en alle verdere 
vervangingsonderdelen zijn verkrijgbaar 
bij uw STIHL vakhandelaar.
Voor het gebruik van het apparaat dient 
men te controleren of de bougiestekker 
goed vastzit op de bougie.
Het apparaat mag alleen worden gebruikt 
als het in goede staat verkeert. Controleer 
vóór elk gebruik:
– of het apparaat volgens de 
voorschriften is gemonteerd.
– of het snijgereedschap en de complete 
snijeenheid (maaimes, 
bevestigingselementen, 
maaiwerkbehuizing) in onberispelijke 
staat verkeren. Er moet vooral worden 
gecontroleerd op veilige montage, 
beschadigingen (kerven of scheuren) 
alsmede slijtage. ( 14.3), ( 14.12)
– of het mulchhulpstuk in onberispelijke 
staat verkeert. 
– of de tankdop goed vastgeschroefd is.
– of de tank en de brandstofbevattende 
delen en de tankdop in onberispelijke 
staat verkeren.
– of de veiligheidsvoorzieningen 
(bijvoorbeeld motorstopbeugel, 
uitwerpklep, behuizing, duwstang, 
beschermrooster) in onberispelijke 
staat verkeren en naar behoren 
functioneren.
– of de messenremkoppeling goed werkt. 
( 13.1)
– of de grasopvangbox onbeschadigd en 
volledig gemonteerd is; een 
beschadigde grasopvangbox mag niet 
worden gebruikt.
– of de accu (RM 650 VE) onbeschadigd 
en niet vervormd is.
– of de olieafsluitschroef er goed op is 
geschroefd.
Voer indien nodig alle noodzakelijke 
werkzaamheden uit of vertrouw deze toe 
aan de vakhandelaar. STIHL beveelt 
hiervoor de STIHL vakhandelaar aan.
5.7 Tijdens het werken
Houd andere personen uit de 
gevarenzone! Werk nooit als er 
zich dieren of personen, in het 
bijzonder kinderen, binnen de 
gevarenzone bevinden.
De schakel- en veiligheidsinrichtingen die 
op het apparaat zijn geïnstalleerd mogen 
niet worden verwijderd of overbrugd. Zet 
met name de motorstopbeugel of 
messenstopbeugels nooit aan de 
duwstang vast (bijvoorbeeld door deze 
vast te binden).
Opgelet – kans op letsel!
Houd handen of voeten nooit 
tegen of onder draaiende 
onderdelen. Raak het 
ronddraaiende mes nooit aan. Blijf altijd uit 
de buurt van de uitwerpopening.
Neem steeds de door de duwstang 
bepaalde veiligheidsafstand in acht. De 
duwstang moet steeds goed gemonteerd 
zijn en mag niet veranderd worden. 
Gebruik het apparaat nooit met 
neergeklapte duwstang.
Bevestig nooit voorwerpen aan de 
duwstang (bijv. werkkleding).
Werk alleen bij daglicht of bij goede 
kunstverlichting.
Werk niet met het apparaat bij regen, 
onweer en met name niet bij 
blikseminslaggevaar.
Bij een vochtige ondergrond is er meer 
gevaar voor letsel, omdat de gebruiker 
minder stabiel staat.
Om uitglijden te voorkomen moet er 
bijzonder voorzichtig worden gewerkt. 
Indien mogelijk het apparaat niet op een 
vochtige ondergrond gebruiken.
Uitlaatgassen:
Het apparaat genereert giftige 
uitlaatgassen zodra de 
verbrandingsmotor is 
ingeschakeld. Deze gassen 
bevatten giftig koolmonoxide, een kleur- 
en reukloos gas, en andere schadelijke 
stoffen. De verbrandingsmotor mag nooit 
in afgesloten of slecht geventileerde 
ruimtes in werking worden gezet.
Starten:
start het apparaat voorzichtig - de 
aanwijzingen in het hoofdstuk "Apparaat in 
gebruik nemen" ( 13.) opvolgen. Bij het 
starten volgens deze instructies is er 
minder kans op letsel.
Kans op letsel!
Wanneer de startkabel snel terugspringt, 
worden hand en arm sneller naar de 
Kans op letsel!
Versleten of beschadigde 
onderdelen (zoals botte messen) 
kunnen de veiligheid van het 
apparaat aantasten en letsel 
veroorzaken bij de gebruiker.
Levensgevaar door vergiftiging!
Stop onmiddellijk met werken bij 
misselijkheid, hoofdpijn, 
zichtstoornissen (bijv. 
blikvernauwing), slecht horen, 
duizeligheid of een verminderd 
concentratievermogen. Deze 
symptomen kunnen onder andere 
door een te hoge concentratie 
uitlaatgassen worden veroorzaakt.