99
§BANDEN CONTROLEREN §
Banden moeten gecontroleerd en opgeblazen worden wanneer de motor uitgeschakeld is.
Als een band niet de correcte spanning heeft is de contactcurve van de band met de grond niet
goed, controleer dit met een geijkte bandenspanningsmeter en blaas op tot de aangegeven druk.
Het controleren van de banden met een bandenspanningsmeter moet gebeuren als ze koud staan.
Controleer de banden op scheuren en andere schade.
Controleer of er scherpe voorwerpen in het loopvlak
zitten.
Controleer de slijtage indicator van de band om na te
gaan of de groeven niet onvoldoende zijn.
Een band waarvan de slijtagebalk zichtbaar is moet
vervangen worden.
§STUUR- EN VOORVORK CONTROLEREN §
Voer deze controle uit met uitgeschakelde motor en verwijder de
contactsleutel.
Controleer de vorkpoten op beschadiging.
Druk de voorvering in door het stuur op en neer te bewegen. Let
op vreemde geluiden.
Controleer of de bouten en moeren aan de voorvork goed
vastzitten.
Beweeg het stuur op en neer, van links naar rechts om te
controleren of alles goed vastzit, of er niet te veel weerstand is en
dat het niet te veel naar één kant helt.
Controleer of de stuurbewegingen niet door de
remkabelsbelemmerd worden.
Als er iets aan de hand is met uw motorfiets, laat hem door
eenSYM dealer nakijken en/of repareren.