106
d) Akoestische doorgangstest
Ga voor deze meting als volgt te werk:
Steek de meetsnoeren zoals bij punt C „Weerstandsmeting“ beschreven in het meetinstrument.•
Zet de bereikkeuzeschakelaar (5) in de stand „Ω • “ selecteren.
Druk op de blauwe knop voor omschakeling naar het akoestische doorgangstestbereik. Op het •
uitleesvenster verschijnt “ ”. De meetwaarde wordt aangegeven op het hoofduitleesvenster (12).
Als doorgang wordt een meetwaarde < 50 Ω herkend; hierbij klinkt er een akoestische pieptoon. De
pieptoon-functie kan in het setup-menu worden uitgeschakeld.
e) Diodentest
Ga voor deze meting als volgt te werk:
Steek de meetsnoeren zoals beschreven bij punt C „Weerstandsmeting“ •
in het meetapparaat.
Zet de bereikkeuzeschakelaar (5) in de stand „Ω • “.
Druk tweemaal op de blauwe knop voor omschakeling naar het •
diodentestbereik. Op het uitleesvenster verschijnt .
Test de meetsnoeren op doorgang door de beide meetpennen met elkaar •
te verbinden. Dit zal een waarde van circa 0 Ω opleveren.
Sluit nu de beide meetpennen aan op het meetobject (diode). In •
doorlaatrichting wordt de doorlaatspanning op het hoofduitleesvenster
(12) weergegeven.
f) Capaciteitsmeting
Overschrijd in geen geval de maximaal toelaatbare ingangsgrootheden. Elke condensator
dient eerst te worden ontladen alvorens deze op het meetapparaat aan te sluiten. Bij het
kortsluiten van condensatoren kunnen energierijke ontladingen ontstaan. Raak geen
schakelingen of spanningvoerende delen aan, wanneer daar hogere spanningen dan 25
V ACrms of 35 V/DC worden gemeten. Voer geen metingen uit aan condensatoren die in
schakelingen of deelschakelingen zijn ingebouwd.
Ga als volgt te werk voor het meten van de capaciteit van condensatoren:
Sluit het zwarte meetsnoer aan op de COM-bus en het rode meetsnoer op •
de VΩ-bus totdat deze vlak tegen het meetinstrument liggen.
Zet de bereikkeuzeschakelaar (5) in de stand • .
Sluit nu de beide meetpennen aan op het meetobject (condensator). Let •
bij unipolaire condensatoren (elektrolitische typen, gepoold) op de juiste
polariteit („+“ en „-“).
De momentele meetwaarde wordt op het hoofduitleesvenster (12) •
weergegeven. In het linker subuitleesvenster verschijnt het actuele
meetbereik.
Tip!
Houd er rekening mee dat de DMM circa 2-3 seconden nodig heeft om de uitlezing te stabiliseren.