88
a) Gelijk- en wisselspanningsmeting
De max. toelaatbare ingangsgrootheden mogen nooit worden over-
schreden, ook niet bij de meting van rimpelspanningen (bijv. brom-
spanningen).
Voor het meten van gelijkspanningen (DC) gaat u als volgt te werk:
- Schakel de DMM met behulp van de draaischakelaar (3) in.
- Selecteer met de MODE-toets de DMM-modus.
- Sluit de zwarte meetdraad aan op de COM-bus en de rode
meetdraad op de VΩHz-bus tot deze plat op het meetappa-
raat liggen.
- Zet de draaischakelaar (3) op stand „V“. Op het display ver-
schijnt „DC VOLTAGE“.
- Verbind nu de beide meetstiften met het meetobject (batterij,
schakeling, enz.).
- De betreffende polariteit van de meetwaarde wordt samen
met de actuele meetwaarde op het display (1) weergegeven.
- Standaard wordt de automatische bereikselectie geac-
tiveerd.
Functietoetsen F1 – F4
F1 (DC): Omschakeling van gelijkspanningsmeting (DC) naar wisselspan-
ningsmeting (AC)
F2 (REL): Relatieve meetfunctie - de meetwaarde wordt na drukken op de
toets op 0.000 gezet; er wordt nu alleen nog de relatieve waarde
ten opzichte van de vorige meetwaarde op het display weergege-
ven. Voor het deactiveren van de relatief-functie drukt u nogmaals
op de F2-toets.
F3 (RANGE ): Handmatige bereikselectie – verhogen van het meetbereik. Het
ingestelde meetbereik wordt op het display weergegeven. Voor het
reactiveren van de automatische bereikselectie drukt u op de
AUTO-toets.
F4 (RANGE ): Handmatige bereikselectie – verlagen van het meetbereik.
Het spanningsbereik „V DC/AC“ geeft een ingangsweerstand van ca.10 MOhm aan.
Is er bij gelijkspanning voor de meetwaarde een „-“(min)-teken te zien, dan is de
gemeten spanning negatief (of de meetdraden zijn verwisseld).
b) Weerstandsmeting/diodetest/doorgangstest
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en compo-
nenten evenals andere meetobjecten absoluut spanningsloos zijn.
To Next Page
Loading...
Need help?
General
