EasyManua.ls Logo

SDMO BOOSTER 2000 - Page 81

SDMO BOOSTER 2000
Print Icon
To Next Page IconTo Next Page
To Next Page IconTo Next Page
To Previous Page IconTo Previous Page
To Previous Page IconTo Previous Page
Loading...
5/12 Ref. GPAO : 33522111601 Ref. Const. 5490 326 4000
2. Algemene beschrijving
2.1. Beschrijving van het aggregaat (figuur A)
Choke (punt 1) Trekstarter (punt 2) Brandstofkraan (punt 3)
Aardingsaansluiting (punt 4) Brandstofvuldop (punt 5) Contactslot (punt 6)
Omkasting (punt 7) Uitlaatdemper (punt 8) Bedrijfscontrolelamp (punt 9)
Controlelamp ½ belasting (punt 10) Controlelamp 4/4 belasting
(punt 11)
Controlelamp overbelasting
(punt 12)
Controlelamp abnormale oliedruk
(punt 13)
Wisselstroomstopcontacten
(punt 14)
Gelijkstroomstopcontacten
(punt 15)
Vermogensschakelaar gelijkstroom
(punt 16)
3. Voorbereiding vóór inbedrijfstelling
3.1. Controle van het oliepeil (figuren A en B)
OPGELET
Controleer het oliepeil van de motor vóór iedere start
Zoals voor het bijvullen van olie, moet het aggregaat voor het controleren van het oliepeil op een horizontaal
oppervlak staan.
Open de omkasting (punt 7, fig. A) met een schroevendraaier
De olievuldop (fig. B) losdraaien en verwijderen en de oliepeilstok afvegen en daarna in de vulpijp steken
zonder vastdraaien
Trek de peilstok er opnieuw uit en controleer het oliepeil
Indien olie moet worden bijgevuld, nieuwe en goedgekeurde olie ingieten tot bovenaan de vulbuis (fig. B).
Veeg gemorste olie weg met een schone doek.
Plaats de olievuldop terug op de vulopening en schroef hem vast.
3.2. Controle van het brandstofpeil (figuur C)
Gevaar
Leg de motor stil alvorens brandstof bij te tanken en doe dit alleen op een verluchte plaats.
Rook niet of maak geen vuur of vonken nabij de plaats waar wordt getankt of nabij de
opslagplaats van de brandstof.
Gebruik alleen zuivere brandstof die geen water bevat
Overvul de tank niet (er mag geen brandstof in de vulpijp staan).
Controleer na het bijtanken of de tankdop degelijk is gesloten.
Mors geen brandstof tijdens het vullen van de tank.
Vergewis u ervan indien brandstof werd gemorst, dat deze is opgedroogd en de dampen zijn
verdreven alvorens het stroomaggregaat in werking te stellen.
Controleer het brandstofpeil en vul zo nodig bij tot het maximumpeil (fig. C).
3.3. Controle van het luchtfilter
Controleer of het luchtfilter schoon en in goede staat is (paragraaf 7.1)
3.4. Aarding van het aggregaat
Om het aggregaat met de aarding te verbinden bevestigt u koperdraad van 10 mm2 aan de aardingsaansluiting
van het aggregaat en aan een gegalvaniseerde stalen aardingspaal die 1 meter diep in de grond zit.
Overigens zorgt deze aardingsaansluiting ervoor dat de statische elektriciteit opgewekt door de elektrische
machines wordt afgeleid.

Table of Contents

Related product manuals