Installatie nl
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-RAIN1 53
belgoot naar de installatie worden geleid en op het schakelpaneel worden aangeslo-
ten.
LET OP
NB: de aanzuig- en afvoerleidingen kunnen onafhankelijk aan de linker-, rechter- of
onderkant van het product worden gemonteerd als dit voor de installatie beter uit
komt (zie onder).
Zwarte pijl: aanzuiging
Witte pijl: afvoer
4: toevoer van de stadswaterleiding (G3/4")
7: verbindingsslang afvoer (G1" wartelmoer)
8: verbindingsslang aanzuiging (G1" wartelmoer)
7.5 Elektrische aansluiting
GEVAAR
Gevaar voor elektrocutie!
Gevaar voor elektrocutie bij een verkeerde elektrische aansluiting. De elektrische
aansluiting mag alleen worden uitgevoerd door een elektricien die is gekwalificeerd
door de lokale energieleverancier en in overeenstemming met de actuele lokale re-
gelgeving.
De installatie moet worden gevoed via een circuit met een aardlekschakelaar (RCD)
met een toegewezen verschilstroom van ten hoogste 30 mA.
ƒ De installatie is stekkerklaar.
ƒ Het stroomtype en de netvoedingsspanning moeten met de specificaties op het ty-
peplaatje overeenkomen. De RAIN1 moet worden aangesloten op een spannings-
voorziening met een impedantie van ten hoogste 0,3ohm.
ƒ Als de kabel beschadigd is, moet deze door gekwalificeerd personeel worden ver-
vangen.
VOORZICHTIG
Om veiligheidsredenen moet de contrastekker van het toestel, die de hoofschakelaar
van de installatie is, te allen tijde bereikbaar zijn.