138
18. Pas uw rijsnelheid altijd aan op de rijom-
standigheden. Vermijdt het snel rijden van
bochten, speciaal wanneer u een heuvel
op- of afrijdt of dwars over heuvels rijd!
19. De prestaties tijdens het rijden en de stuur-
mogelijkheden wijzigen wanneer er werk-
tuigen zijn verbonden of aan de trekker
zijn gemonteerd. Let op dat u voldoende
ruimte hebt om te draaien of te remmen!
20. Wanneer u een bocht neemt, dient u reke-
ning te houden met de middelpuntvlieden-
de kracht van de lading en met het
zwaartepunt van de machine. Ook moet
met de breedte en het naloopeffect
rekening worden gehouden!
21. Alleen met de machine gaan werken, als
alle beschermkappen en andere
veiligheidsvoorzieningen zijn gemonteerd!
22. Het is verboden om in het gevarenbereik
van de machine te werken!
23. Blijf uit de buurt van de draaicirkel van de
machine!
24. Hydraulische kleppen, deuren, etc. mogen
alleen in werking worden gebracht
wanneer er zich niemand in het
werkgebied bevindt!
25. Op alle onderdelen van de machine die
mechanisch of hydraulisch worden
aangedreven of bewogen, bestaat het
risico te worden vastgegrepen, beklemd
en verdrukt!
26. Beveilig de machine voor u de trekker
verlaat. Laat de machine volledig naar
beneden. Schakel de trekkermotor uit en
trek de contactsleutel uit het contactslot!
Ontkoppel de aftakas!
27. Beveilig trekker en machine tegen
ongecontroleerd wegrollen, door de
handrem aan te trekken en wielblokken
voor de wielen te leggen
18. La velocidad de avance debería estar
siempre adaptada a las condiciones del
terreno y de la superficie! Evitar giros
bruscos conduciendo cuesta arriba o
perpendicularmente a la pendiente!
19. Tenga en cuenta que el llevar un apero
enganchado cambia el comportamiento
del tractor. Preste atención al girar o
frenar!
20. En las curvas tome en consideración la
carga que está fuera del centro de
gravedad, y/o el peso constante del
implemento!
21. Conecte el implemento solamente cuando
estén activados todos los dispositivos de
seguridad y el implemento esté
asegurado!
22. No permita que nadie se situe en la zona
de trabajo de la máquina!
23. Manténgase alejado de las zonas de giro
de la máquina.
24. Deflectores hidráulicos, puertas y otros
elementos solamente deben ser
accionados cuando nadie se encuentre
cerca.
25. En todas las partes móviles de la máquina,
ya sean de accionamiento mecánico o
hidráulico, existe riesgo de corte o
aplastamiento.
26. Asegure el implemento antes de
abandonar el tractor! Baje el implemento
completamente. Apague el motor y retire
la llave del encendido! Desconecte la
transmisión!
27. No permita a nadie situarse entre el tractor
y el implemento salvo que éste esté
completamente frenado y asegurado por
un freno y/o un calzo!
Aangekoppelde machines
1. Maak de werktuigen vast zodat ze niet
wegrollen.
2. Neem de maximaal toegelaten belasting op
de haak van de koppeling of trekhaak in
acht.
3. Indien verbonden door middel van een
gatenbalk, moet u letten op voldoende
flexibiliteit in het verbindingspunt!
Máquinas arrastradas
1. Asegure el implemento contra
desplazamientos!
2. Tenga en cuenta la carga máxima permitida
por el enganche!
3. Si se engancha a la barra de tiro, tenga
cuidado con tener suficiente flexibilidad en
el enganche!