0478 111 9940 A - NL
92
Om persoonlijk letsel van de gebruiker te 
vermijden, mag de grasmaaier 
bijvoorbeeld niet worden ingezet voor 
volgende taken (onvolledige opsomming):
– het trimmen van bosjes, heggen en 
struiken,
– het snoeien van rankgewas,
– gazononderhoud op dakbeplantingen 
en in bloembakken,
– het hakselen en klein hakken van 
boom- en heggensnoeisel,
– het schoonmaken van voetpaden 
(opzuigen, wegblazen),
– het egaliseren van oneffenheden in de 
bodem, zoals bijv. molshopen.
– het transporteren van maaigoed, buiten 
de in de daarvoor bedoelde 
grasopvangbox.
Om veiligheidsredenen is het verboden 
wijzigingen aan het apparaat aan te 
brengen, behalve als het gaat om 
vakkundige montage van accessoires die 
door STIHL zijn goedgekeurd. Andere 
wijzigingen leiden tot het vervallen van uw 
garantie. Neem voor informatie over 
goedgekeurde accessoires contact op met 
uw STIHL vakhandelaar.
Vooral elke wijziging aan het apparaat 
waardoor het vermogen of het toerental 
van de verbrandingsmotor of de 
elektromotor wordt veranderd, is 
verboden.
Vervoer geen voorwerpen, dieren of 
personen, met name kinderen, met het 
apparaat.
Bij het gebruik op openbare terreinen, 
parken, sportvelden, langs wegen en op 
land- en bosbouwbedrijven moet u 
bijzonder behoedzaam te werk gaan.
Opgelet! Gevaar voor de 
gezondheid door trillingen! 
Een overmatige belasting door 
trillingen kan schade aan de 
bloedsomloop en het zenuwstelsel 
veroorzaken, vooral bij personen met 
circulatiestoornissen. Raadpleeg een arts 
wanneer er symptomen optreden die door 
de trillingen zouden kunnen zijn 
veroorzaakt.
Dergelijke symptomen treden 
voornamelijk op in de vingers, handen of 
polsen en zijn bijvoorbeeld (onvolledige 
opsomming):
– gevoelloosheid,
–pijn,
– slappe spieren,
– huidverkleuringen,
– onaangenaam kriebelen.
Houd de duwstang tijdens het werken 
stevig maar niet verkrampt met beide 
handen op de daarvoor bedoelde plaatsen 
vast.
Plan de werktijden zodanig dat hoge 
belasting gedurende langere tijd wordt 
voorkomen.
4.2 Tanken – omgaan met benzine
Bewaar de brandstof uitsluitend in 
geschikte en goedgekeurde reservoirs 
(jerrycans). Schroef de tankdoppen van de 
jerrycans altijd goed erop en draai de 
doppen stevig vast. Om 
veiligheidsredenen moeten defecte 
afsluitingen worden vervangen.
Gebruik geen drankflessen of soortgelijke 
zaken om brandstoffen en smeermiddelen 
af te voeren of op te slaan, zoals 
bijv. benzine. Personen, met name 
kinderen, zouden in de verleiding kunnen 
komen om eruit te drinken.
Houd benzine uit de buurt van 
vuur, permanent vuur, 
warmtebronnen en andere 
ontstekingsbronnen. Niet roken!
Tank alleen in de buitenlucht en rook niet 
tijdens het tanken.
Schakel de verbrandingsmotor voor het 
bijtanken uit en laat deze afkoelen.
De benzine moet vóór het starten van de 
verbrandingsmotor worden bijgevuld. Bij 
een draaiende verbrandingsmotor of hete 
machine mag de tankdop niet worden 
geopend en mag er geen benzine worden 
bijgevuld.
Tank de brandstoftank niet te 
vol!
Vul de brandstoftank nooit tot 
boven de onderkant van de 
vulplug, zodat de brandstof 
ruimte heeft om uit te zetten.
Volg ook de aanwijzingen in de 
gebruiksaanwijzing van de 
verbrandingsmotor op.
Als er benzine is overgelopen, mag u de 
verbrandingsmotor pas starten nadat u het 
met benzine verontreinigde oppervlak 
hebt gereinigd. Start de 
verbrandingsmotor niet voordat de 
benzinedampen zijn verdampt (droog 
vegen).
Gemorste brandstof moet meteen worden 
afgeveegd.
Verwissel van kleding als er benzine op is 
gemorst.
Levensgevaarlijk!
Benzine is giftig en in hoge mate 
ontvlambaar.