De standen AAN en UIT schakelen de monsterstroom respectievelijk in en uit.
Aansluitingen van het instrument
Externe voeding
W A A R S C H U W I N G
Als er een externe voeding gebruikt wordt om het instrument te voeden, controleer dan of de externe
voedingsaansluiting geaard is.
Naast de interne oplaadbare batterij, kan het instrument ook worden gevoed door een externe
voedingsbron met behulp van de bijgeleverde adapter en kabel. Sluit de adapter aan op de
aansluiting voor de voeding op het instrument (Nr. 5 in Afbeelding 1 op pagina 163) en sluit deze aan
op een externe wandcontactdoos voor netspanning.
Opmerking: Als het instrument aangesloten is op een externe voedingsbron, dan wordt de interne batterij
automatisch opgeladen.
RS-232-aansluiting
Deze aansluiting kan worden gebruikt om meetgegevens te downloaden en voor realtime-monitoring
van de metingen.
De gegevens die via deze aansluiting naar de pc worden gestuurd zijn identiek qua indeling en
inhoud aan de gegevens die opgeslagen zijn in het meetwaardenbestand op het instrument en die
via het USB-massaopslagapparaat overgezet kunnen worden (zie Geëxporteerde bestanden
op pagina 175 voor meer details).
USB-aansluiting
De USB-aansluiting (Nr. 4 in Afbeelding 1 op pagina 163) wordt gebruikt voor het exporteren en
importeren van gegevens van en naar het instrument. Op de PC kunnen tabellen worden
geconfigureerd met behulp van de 3100-PC-software die vervolgens via een USB-
massaopslagapparaat kunnen worden overgezet naar het instrument.
Ook kunnen tabellen worden geëxporteerd van het instrument naar het USB-opslagapparaat om
deze vervolgens te importeren in andere 3100-instrumenten om configuraties te standaardiseren.
Raadpleeg voor meer informatie hierover Importeren / Exporteren op pagina 174.
Aansluiten van monsterleidingen
Metingen kunnen continu worden gedaan of monster per monster. Voor beide modi moet het
instrument als volgt op de monsterleiding worden aangesloten:
1. De monsterinlaat- en -uitlaatverbindingen op het instrument bevinden zich bij het stromingsventiel
voor monster AAN/UIT (Nr. 8 in Afbeelding 2 op pagina 163 en vergroot in onderstaand diagram):
1 Monsterinlaat 2 Monsteruitlaat
2. Sluit de inlaat- en uitlaatslangen aan op resp. de monsterbron en de afvoer. Bovenstaand
diagram toont het ventiel in de UIT-stand. Om de monsterstroom volledig IN te schakelen, wordt
het ventiel linksom gedraaid tot het 'in positie klikt' (ca. 1/8 draai). Om achtergebleven luchtbellen
uit de bemonsteringslijn te verwijderen wordt het ventiel gedurende 5 seconden naar stand
ZUIVEREN gedraaid voordat het naar positie AAN gedraaid wordt.
Opmerking: In de kit met hulpmiddelen (alleen bij de 4 mm-versie van het instrument) zit een stuk roestvrij
stalen leiding die op het uitlaatventiel gebruikt kan worden in plaats van de plastic slang als de druk in het
instrument zo hoog is dat de plastic slang hierdoor te veel beweegt.
3. Als er deeltjes in het monster zitten, wordt het aanbevolen een filter op de inlaatleiding te
gebruiken, om te voorkomen dat de monsterstroom verstopt raakt. De bij het instrument
164
Nederlands