minstens 15 seconden tot het systeem het toerental in de vrij herkent en registreert. De sensor-
LED en status-LED op de analyse-unit worden oranje.
• Een verhoogd toerental van meer dan 4000 omw/min (aangeraden) dient constant gehand-
haafd te worden voor de bepaling van het bovenste kalibratie toerental. Neem ook hier enkele
seconden de tijd totdat de analysesoftware van de AVL DiTEST SPEED 2000 de hogere
toerentalstatus herkend en geregistreerd heeft. De sensor-LED en status-LED op de analyse-
unit worden groen.
5.3 Voorbeelden voor aansluiting van de AVL Combisensor
De AVL Combisensor heeft een magnetische voet - daarom moet deze aan een metalen deel van
de motor aangebracht worden. De toerentalmeting wordt het beste gegarandeerd, als de
resonantie van de motor niet door rubberdelen tussen de motor en de plaats waar de Combisensor
is aangebracht gedempt wordt (motorophangingen). U kunt de AVL Combisensor bij stilstaande
motor of stationair toerental plaatsen De terugmelding of de gekozen plaats van de Combisensor
goed is, krijgt u zodra de motor stationair loopt. (Zie hoofdstuk 5.4).
Wordt de AVL Combisensor aan de motor met stationair aangebracht,
• let op de waarschuwing aan het begin van deze handleiding
• De lichtdiodes aan AVL Combisensor geeft na 3 tot 10 seconden aan, of de AVL DiTEST
Speed 2000 het toerental gemeten heeft
Voorbeelden voor aansluiting van de AVL Combisensor: zie pagina 73.
5.4 De functie aanwijzing van de AVL DiTEST Speed 2000 gebeurt
door lichtdiodes (LED’s):
− een lichtdiode (rood/geel/groen) bevind zich op de AVL DiTEST Speed 2000
− een lichtdiode (rood/geel/groen) bevind zich op de AVL Combisensor