19
12
13
14
15
16
17
18 19 20
21
+24
+24
+24
+24
OUT1
OUT2
OUT3
GND
Relais
NO
COM
OPEN
CLOSE
FSW
STOP
ALARM
GND
+24
34
5
6
7
8
9
10
11
J2
J1
o2 = 11
P2 = no
o3 = 12
P3 = no
LO = C
PA = 01
01 = Y
03 = Y
10 = Y
12
13
14
15
16
17
18 19 20
21
+24
+24
+24
+24
OUT1
OUT2
OUT3
GND
Relais
NO
COM
OPEN
CLOSE
FSW
STOP
ALARM
GND
+24
34
5
6
7
8
9
10
11
o1 = 18
P1 = no
12
13
14
15
16
17
18 19 20
21
+24
+24
+24
+24
OUT1
OUT2
OUT3
GND
Relais
NO
COM
OPEN
CLOSE
FSW
STOP
ALARM
GND
+24
34
5
6
7
8
9
10
11
o1 = 18
P1 = no
9. CONFIGURATIE MASTER/SLAVE
Indiendeinstallatiededoorgangafsluitmettweetegenoverstaande
slagbomen,kan een configuratie Master / Slave worden gebruikt
voor de kaarten die de twee slagbomen moeten besturen. Met
dezeconfiguratiekan de aansluiting van de besturings- en
beveiligingssignalenwordenvereenvoudigd(zijwordenalleopslechts
eenkaartaangesloten),waardoortevenseenperfectesynchronisatie
vandetweeautomatischesystemenwordtgegarandeerd.
Met“MASTER-apparatuur”wordtdeapparatuurbedoeldwaaropalle
impulsgevers en veiligheidsinrichtingen zijn aangesloten.
Met “SLAVE-apparatuur”wordt de apparatuur bedoeld die via
de impulsingangen door de MASTER wordt bediend, terwijlde
beveiligingsingangenzijnuitgesloten.
De elektrische aansluitingen en de voor de correcte werking
noodzakelijkeparametersvanhetsysteemindeconfiguratieMaster/
Slavezijnweergegeveninhetonderstaandeschema:
Apparatuur
Master
Apparatuur
Slave
10. INTERLOCK
MetdefunctieInterlockkunnentweeslagbomenachterelkaar(zie
g. ) zo worden beheerd dat de opening van de een afhankelijk
is van de sluiting van de ander. Ze kunnen in een of in twee
richtingen werken. Bij achter elkaar staande slagbomen moet
OUT1 INTERLOCK met parameter 18 (zie PROG. 2e NIVEAU)
opbeidekaartenwordengeactiveerd,ensluitzeaanzoalsing.