85NL
7. Restrisico‘s
De machine is gebouwd volgens de stand van de
techniek en de erkende veiligheidstechnische regels.
Toch kan tijdens de werkzaamheden sprake zijn van
enkele restrisico‘s.
• Gevaar op letsel voor vingers en handen door een
draaien de zaagband bij ondeskundige geleiding
van het werkstuk. Letsel door een wegslingerend
werkstuk bij ondeskundige bediening of ondeskun-
dige geleiding, zoals bijvoorbeeld het werken zon-
der aanslag.
• Gevaar voor de gezondheid door houtstof of
houtspaanders. Draag absoluut persoonlijke vei-
ligheidsuitrusting zoals oogbescherming. Afzuigin-
stallatie plaatsen!
• Letsel door een defecte zaagband. De zaagband
regelmatig controleren op perfecte staat.
• Gevaar op letsel voor vingers en handen bij het
vervangen van de zaagband. Geschikte werk-
handschoenen dragen.
• Gevaar op letsel bij het inschakelen van de machi-
ne door een draaiende zaagband.
• Gevaar door stroom bij onjuist gebruik van de elek-
tra-aansluitingen.
• Gevaar voor de gezondheid door een draaiende
zaagband bij lang haar en losse kleding. Persoon-
lijke veiligheidsuitrusting zoals een haarnetje en
nauwsluitende werkkleding.
• Bovendien kunnen er ondanks alle getroffen voor-
zieningen verborgen restrisico‘s bestaan
• Restrisico‘s kunnen worden geminimaliseerd als
de „Belangrijke aanwijzingen“ en het „Reglemen-
tair gebruik“ alsook de gebruiksaanwijzing in acht
worden genomen.
8. Vóór inbedrijfstelling
De machine moet worden opgesteld zodat ze veilig
staat, dwz. ze moet op een werkbank of een vast o
derstel worden vastgeschroefd. Te dien einde is het
voetstuk van de zaagmachine voorzien van boorga-
ten. (afb. 17)
• Let erop dat de zaagtafel correct gemonteerd is.
• Vóór inbedrijfstelling moeten alle afdekkingen en
veiligheidsinrichtingen naar behoren zijn gemon-
teerd.
• Het lintzaagblad moet vrij kunnen draaien.
• Bij reeds bewerkt hout op vreemde voorwerpen
letten zoals b.v. nagels of schroeven etc.
• Voordat u de aan-/uitschakelaar indrukt dient u
zich ervan te vergewissen dat het lintzaagblad
correct is gemonteerd en bewegelijke onderdelen
gemakkelijk bewegen.
• Controleer of de gegevens vermeld op het ke
plaatje overeenkomen met de gegevens van het
stro omnet alvorens de machine aan te sluiten.
9. Montage
LET OP!
Voor alle onderhouds-, ombouw- en montagewerk-
zaamheden aan de bandzaag moet de netstekker
worden verwijderd.
Montagegereedschap
1 Steeksleutel SW 10/13
1 Inbussleutel SW 3
1 Inbussleutel SW 6
Om verpakkingstechnische redenen is de zaagtafel
niet gemonteerd.
9.1. Zaagtafel monteren (afb. 1-4)
• Open het zijdeksel (11) door de bovenste (13) en
onderste (10) dekselvergrendeling los te draaien.
Ontgrendel eerst de bovenste dekselvergrende-
ling (13) door de inbussleutel van 6 mm (28) links-
om te draaien. Ontgrendel vervolgens de onder-
ste dekselvergrendeling (10) door deze linksom te
draaien.
• Stel het zwenksegment in op 30° als u de vast-
stelgreep voor de zaagtafel (21) losmaakt (afb. 2).
• Schuif de zaagtafel (7) over het zaagblad (22).
• Schroef de zaagtafel (7) met 4 zeskantbouten
M6x12 vast op het zwenksegment (18). Draai de
bouten niet helemaal vast.
• Zwenk de zaagtafel naar de 0°-stand en zet de
vaststelgreep voor de zaagtafel (21) vast.
• Lijn de tafelplaat parallel uit met het zaagblad.
Draai de 4 zeskantbouten vast.
• Na een geslaagde instelling moeten de zijdeksels
(11) weer in omgekeerde volgorde worden afge-
sloten met de dekselvergrendeling onder (10) en
boven (13).
• Monteer de bout M6x30 (34) met de volgring 6 mm
(33), de veerring 6 mm (32) en de vleugelmoer op
de zaagtafel (afb. 3).
• Draai de 3 zeskantmoeren (X) ca. 2 slagen los en
verschuif het zwenksegment met de gemonteerde
zaagtafel. De zaagband moet in het midden van
het tafelinzetstuk (6) lopen (afb. 3). Draai vervol-
gens de 3 zeskantmoeren (X) weer vast. (afb. 4).
9.2. Zaagband spannen (afb. 1a)
LET OP! Bij langere stilstand van de zaag moet de
zaagband ontspannen worden, d.w.z. voor het in-
schakelen van de zaag moet de zaagbladspanning
worden gecontroleerd.
• Spanschroef (1) voor het spannen van de zaag-
band (22) rechtsom draaien. De juiste spanning
van de zaagband kan door het drukken van de
vinger tegen de zaagband ongeveer in het mid-
den tussen de beide zaagbandrollen (2+8) worden
vastgesteld. Hierbij mag de zaagband (22) slechts
minimaal (ca. 1-2 mm) worden aangedrukt.
• De voldoende gespannen zaagband geeft een me-
talen geluid, als hier tegen aangetikt wordt.
• Ontspannen van de zaagband, indien deze voor
langere tijd niet wordt gebruikt, zodat deze niet uit
wordt gerekt.
LET OP! Bij een te hoge spanning kan de zaagband
breken. GEVAAR VOOR LETSEL! Bij een te lage
spanning kan de aangedreven zaagbandrol (8) door-
draaien, waardoor de zaagband blijft staan.
9.3 Zaagband spannen (afb. 1a+1b)
LET OP! Voordat de instelling van de zaagband kan
worden uitgevoerd, moet de zaagband correct ge-
spannen worden.
• Zijdeksel (11) openen door de bovenste (13) en
onderste (10) dekselvergrendeling los te draaien.