88 NL
• Als de machine buiten bedrijf is, bijv. na aoop van
de werkzaamheden, moet u de zaagband losser
maken. Een overeenkomstige aanwijzing voor het
spannen van de zaagband moet voor de volgende
gebruiker op de machine worden aangebracht.
• Niet gebruikte zaagbanden moeten worden verza-
meld en op een droge plek veilig worden bewaard.
Voor gebruik de banden controleren op defecten
(tanden, scheuren). Defecte zaagbanden niet ge-
bruiken!
• Bij het bedienen van de zaagbanden moeten de
juiste veiligheidshandschoenen worden gedragen.
• Voor aanvang van de werkzaamheden moeten alle
beschermings- en veiligheidsvoorzieningen op de
machine zijn gemonteerd.
• Reinig de zaagband of de zaagbandgeleiding nooit
handmatig met een borstel of schraper in de hand
bij een draaiende zaagband. Ingedroogde zaag-
banden vormen een risico voor de werkveiligheid
en moeten regelmatig worden gereinigd.
• Voor uw persoonlijke veiligheid moeten tijdens de
werkzaamheden een veiligheidsbril en handschoe-
nen worden gedragen. Bij lang haar een haarnetje
dragen. Losse mouwen moeten tot de ellebogen
worden opgerold.
• Tijdens werkzaamheden de zaagbandgeleiding al-
tijd zo dicht mogelijk tegen het werkstuk plaatsen.
• Zorg in de arbeids- en werkomgeving van de ma-
chine voor voldoende lichtomstandigheden.
• Gebruik voor rechte zaagsnedes altijd de lengte-
aanslag om het kantelen of wegslippen van het
werkstuk te vermijden.
• Voor het bewerken van smalle werkstukken met
handtoevoer de schuifstok gebruiken.
• Voor schuine zaagsnedes de zaagtafel in de over-
eenkomstige positie brengen en het werkstuk te-
gen de lengte-aanslag geleiden.
• Voor het snijden van zwaluwstaartvormige vorken
en tappen of van wiggen, moet de zaagtafel altijd in
de overeenkomstige positie op de hoekschaal wor-
den aangebracht.
• Bij bochtige of onregelmatige zaagsnedes van
het werkstuk deze met beide handen, en geslo-
ten vingers gelijkmatig naar voren schuiven. Met
de handen het veilige gedeelte van het werkstuk
vasthouden.
• Voor herhaaldelijk uitvoeren van bochtige, onregel-
matige zaagsnedes een hulpsjabloon gebruiken.
• Bij het zagen van rondhout moet et werkstuk wor-
den beveiligd tegen verdraaien.
LET OP! Na elke nieuwe instelling adviseren wij een
testrun om de ingestelde afmetingen te controleren.
• Bij alle zaagwerkzaamheden moet de bovenste
zaagbandgeleiding (5) zo dicht mogelijk tegen het
werkstuk worden geplaatst (zie 9.5).
• Het werkstuk moet altijd met beide handen ge-
leiden en vlak op de zaagtafel (7) te houden. Zo
wordt het vastklemmen van de zaagband (21) ver-
meden.
• De toevoer moet altijd met gelijkmatige druk ge-
schieden, die net voldoende is, zodat de zaagband
probleemloos door het materiaal snijdt maar niet
blokkeert.
• Altijd de parallelaanslag (24) voor alle zaagwerk-
zaamheden gebruiken waarvoor deze kan worden
ingezet.
• Het is beter één zaagsnede tijdens een werkhan-
deling uit te voeren dan in meerdere gedeeltes
waardoor zo mogelijk een terugtrekking van het
werkstuk kan zijn vereist. Als het terugtrekken
echter niet wordt vermeden, moet de bandzaag
eerst worden uitgeschakeld. Het werkstuk pas te-
rugtrekken nadat de zaagband (21) tot stilstand is
gekomen.
• Tijdens het zagen moet het werkstuk altijd met de
langste zijde worden geleid.
LET OP! Tijdens het bewerken van smalle werkstuk-
ken moet absoluut een schuifstok worden gebruikt.
De schuifstok (26) moet altijd binnen handbereik op
de daarvoor aanwezige schuifstokhouder (48) aan
de zijkant van de zaag worden bewaard.
11.1 Uitvoeren van langzaagsnedes (afb. 19)
Hierbij wordt een werkstuk in de lengterichting door-
gezaagd.
• Lengte-aanslag (25) aan de linkerzijde (voor zover
mogelijk) van de zaagband (22) overeenkomstig de
gewenste breedte instellen.
• Zaagbandgeleiding (5) op het werkstuk neerlaten
(9.5).
• Zaag inschakelen (10.1).
• Een kant van het werkstuk met de rechterhand te-
gen de lengte-aanslag (25) drukken, terwijl het op-
pervlak op de zaagtafel (7) ligt.
• Werkstuk met gelijkmatige toevoer langs de lente-
aanslag (25) in de zaagband (22) schuiven.
• Belangrijk: Lange werkstukken moeten worden
geborgd om te voorkomen dat ze aan het einde
van de zaaghandeling omlaag vallen (bijv. met rol-
staander).
11.2 Uitvoeren van schuine zaagsnede (afb. 18)
• Zaagtafel op gewenste hoek instellen (zie 10.3)
• Handeling net als onder 11.1 beschreven, uitvoe-
ren.
Bij er bij schuine sneden op dat de parallelaanslag
alleen rechts van de zaagband wordt gebruikt.
11.3 Handen vrij zagen (afb. 20)
Een van de belangrijkste eigenschappen van een
bandzaag is het probleemloos zagen van bochten
en radii.
• Zaagbandgeleiding (5) op het werkstuk neerlaten
(9.5).
• Zaag inschakelen.
• Werkstuk goed op de zaagtafel (7) drukken en
langzaam in de zaagband schuiven.
• In een groot aantal gevallen is het praktisch om
bochten en hoeken ongeveer 6 mm van de lijn grof
uit te zagen.
• Als u bochten moet zagen, die voor de gebruikte
zaagband te smal zijn, moeten hulpzaagsnedes tot
aan de voorzijde van de bocht worden gezaagd,
zodat dit als houtafval wegvalt als de denitieve
radius wordt gezaagd.
12. Transport
De machine mag alleen aan het frame of het onder-
stel worden geheven en getransporteerd. Voor het
transport mag nooit aan de veiligheidsinrichtingen,
de instelgrepen of de zaagtafel worden geheven.