118
j) Capaciteitsmeting
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten evenals andere meetob-
jecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
Let bij elektrolyt-condensatoren absoluut op de polariteit.
- SchakeldeDMMinenkiesdemeetfunctie“Capaciteit”
- Verbind de rode meetleiding met de Ω-meetbus (E), de
zwarte meetleiding met de COM-meetbus (D).
Op basis van de gevoelige meetingang kan het bij
“open”meetleidingenkomen toteenwaarde-indi-
catie op het display. Door indrukken van de toets
“REL”wordthetdisplaygeresetop“0”.Deautoran-
ge-functie wordt gedeactiveerd. Dit is aangewezen
bij kleine vermogens in het nF-bereik.
- Verbind de beide meetstiften (rood = pluspool/zwart =
minpool) met het meetobject (condensator). Op de display
wordt na korte tijd de capaciteit weergegeven. Wacht tot de
schermwaarde gestabiliseerd is. Bij condensatoren >40 µF
kan dit enkele seconden duren.
- Zodra“OL”(voorOverload=overbelasting)opdedisplay
verschijnt, hebt u het meetbereik overschreden.
- Verwijder na het meten de meetleidingen van het meetob-
ject en schakel de DMM uit.
k) Frequentiemeting (elektronisch)
De DMM kan de frequentie van een signaalspanning van 600 Hz tot 40 MHz meten en weergeven. Het maximale
ingangsbereik bedraagt 30 Vrms. Deze meetfunctie is niet alleen voor netspanningsmetingen geschikt. Let op de
ingangswaarden in de technische gegevens.
Voornetspanningsmetingengebruiktudebijkomendefunctie“Hz”indeovereenkomstigespannings-en
stroommeetbereiken.
Voor het meten van frequenties gaat u als volgt te werk:
- Schakel de DMMinen kies demeetfunctie“Hz”.Op het
schermverschijnt“Hz”.
- Steek de rode meetleiding in de Hz-meetbus (E), de zwarte
meetleiding in de COM-meetbus (D).
- Maak nu met de beide meetstiften parallel met het meetob-
ject (signaalgenerator, schakeling, enz.).
- De frequentie wordt in de bijbehorende eenheid op het dis-
play weergegeven.
- Verwijder na het meten de meetleidingen van het meetob-
ject en schakel de DMM uit.