Zekering vervangen 
 
 
27 
12. Zekering vervangen 
►  Schakel het toestel spanningsloos. 
►  Open de behuizing (zie "Behuizing openen", pagina 20). 
 
 
Gebruik uitsluitend glaszekeringen van het type 
230 VAC; 2,5 A; snel; 5 x 20 mm. 
 
 
►  Verwijder de houder met de 
zekering (stappen 1 t/m 3). 
►  Vervang de oude zekering door 
een nieuwe. 
►  Plaats de zekeringhouder weer 
terug: 
Insteken (1) 
Naar rechts draaien. 
3
1
2
4
 
 
►  Sluit de behuizing (zie "Behuizing van de zoneregelaar 
sluiten", pagina 22). 
 
13. Appendix 
13.1. Verklarende woordenlijst 
Term Verklaring 
Afstandsregelaar 
Meet de actuele temperatuur, wijzigt de 
insteltemperatuur. Wordt in elke zone op 
een gebruiksvriendelijke locatie 
gemonteerd. 
Hometronic 
Woningautomatiseringssysteem van 
Honeywell. 
Hometronic 
Manager 
Centraal bedieningstoestel van het 
Hometronic systeem. 
Ingestelde 
ruimtetemperatuur 
Ruimtetemperatuur die moet worden 
bereikt. 
Temperatuurvoeler 
Meet de ruimtetemperatuur en geeft 
deze door aan de zoneregelaar. 
Ketelsturing 
De warmtebron wordt afhankelijk van de 
warmtevraag aangestuurd. 
Pomprelais 
Stuurt een op de zoneregelaar 
aangesloten pomp aan. 
Thermische motor 
Opent en sluit een verwarmingscircuit. 
Wordt door de zoneregelaar 
aangestuurd. 
Tijdprogramma 
Voorgedefinieerde instelwaarden en 
schakelpunten, instelbaar op de 
Hometronic Manager en de CM67z. 
Verwarmingscircuit 
Alle stuur- en regelcircuits van een 
temperatuurzone. 
 
 
13.2. Storingen oplossen 
 
Storing Oorzaak/oplossing 
Bij het inschakelen 
van de netspanning 
gaat de LED Power 
niet branden. 
Er is geen netspanning.  
►  Controleer de spanning op de 
wandcontactdoos. 
►  Controleer de zekering van de 
zoneregelaar. 
Storing Oorzaak/oplossing 
De LED 1...8 van 
de zone brandt bij 
de inbedrijfstelling 
niet continu groen. 
De zonenaam kan niet worden 
toegewezen.  
►  Controleer of de Hometronic 
Manager is geïnstalleerd. 
►  Controleer of aan de zone een naam 
is toegewezen. 
►  Controleer de antenneaansluiting. 
►  Zone indien nodig opnieuw toewijzen.
De LED 1...8 van 
de zone brandt bij 
de inbedrijfstelling 
niet continu rood. 
De afstandsregelaar kan niet worden 
toegewezen. 
►  Controleer of de batterijen in de 
afstandsregelaar correct zijn 
geplaatst. 
►  RF communicatie controleren. 
►  Controleer de antenneaansluiting. 
Ruimtes worden 
niet verwarmd resp. 
niet gekoeld. 
►  Controleer verwarming en 
aanvoertemperatuur. 
►  Controleer de aanpassing aan de 
thermische motoren (zie pagina 20). 
►  Controleer de zekering van de 
zoneregelaar.  
Bij defecte zekering:  
►  Controleer de thermische motoren op 
kortsluiting. 
►  Vervang de zekering. 
De LED   brandt na 
inbedrijfstelling 
continu rood. 
In een van de temperatuurzones is een 
storing opgetreden (zie pagina 26 ). 
►  RF communicatie controleren. 
►  Controleer de antenneaansluiting. 
►  Controleer of de zone correct is 
toegewezen. 
►  Controleer de batterijen van de 
toegewezen toestellen. 
Een ruimte wordt 
verkeerd geregeld. 
►  Controleer of de instelknop van de 
afstandsregelaar op 0 staat. 
►  Controleer of de instelknop met 
verwijderd deksel van de behuizing 
van -12 tot +12 kan worden gedraaid.
►  Controleer of aan de ruimte een 
afstandsregelaar is toegewezen. 
De LED   knippert 
snel. 
Geen toestel geïnstalleerd. 
►  Installeer de toestellen opnieuw. 
De LED   knippert. 
Geen antenne aangesloten of antenne 
defect. 
►  Controleer of een antenne is 
aangesloten. 
Wanneer geen antenne is aangesloten:
►  Sluit een antenne aan. 
Wanneer een antenne is aangesloten: 
►  Controleer de antenneaansluiting. 
►  Vervang zonodig de antenne door 
een nieuwe.