176
4.2 Aansluitschema
Afb. 4
Opm.:
• Indien er geen externe aan/uit-schakelaar aanwe-
zig is, dient de verbinding tussen klem 7 en 8 te
worden gehandhaafd.
• Bij gebruik van de ingang van 0-10 V (klem 11 en
12) dienen klemmen 7 en 9 met elkaar te zijn ver-
bonden (de ingang voor de min. capaciteitscurve
moet gesloten zijn).
• Alle kabels dienen hittebestendig te zijn tot +85°C.
• Alle kabels dienen in overeenstemming met
EN 60 204-1 gelegd te worden.
Zie hoofdstuk 10. Technische specificaties. Eisen
voor bedrading signalering/besturing en meetopne-
mers.
Een aansluitvoorbeeld is te vinden op pagina 255.
10987654
321
L1L3
1211
L2
DC 0-10 V
AYB
546 987101112
NC NO
C
213
L1
L3
L2
Drukverschil- en
temperatuurop-
nemer
Storingssignaal
Voeding
Start/stop
Min. curve
(nachtbedrijf)
Max. curve
Analoge ingang
(0-10 V)
Stop Min. Max.
Bussignaal
Afscherming
TM01 1105 3399
• Draden die zijn aangesloten op
- uitgangen 1 t/m 3,
- ingangen 4 t/m 12,
- aansluitklemmen voor de voeding en
- drukverschil- en temperatuuropnemer
moeten door middel van versterkte iso-
latie van elkaar en de voeding worden
gescheiden.
• Alle op een klemmenstrook aangesloten
aders dienen bij de desbetreffende
klemmen te worden gebundeld.