192
Zie ook paragraaf 6.6 Signaallampjes.
Opm.: Men kan ook de afstandsbediening R100 ge-
bruiken voor het opsporen van storingen.
9. Megging
Een installatie waarin een UPE-pomp is opgenomen,
mag niet worden gemegd, aangezien hierdoor de in-
gebouwde elektronica kan worden beschadigd.
Mocht het toch nodig zijn een megging uit te voeren,
dan dient de pomp elektrisch te worden gescheiden
van de installatie.
Tijdens het meggen moet de volgende procedure
worden gevolgd.
Overmatig geluid in het
systeem.
Het groene signaal-
lampje brandt.
Lucht in het systeem. Ontlucht het systeem.
De volumestroom is te hoog. Verlaag de opvoerhoogte (ge-
wenste waarde) en schakel even-
tueel over op toerenregeling op
basis van constant drukverschil.
De druk is te hoog. Verlaag de opvoerhoogte (ge-
wenste waarde) en schakel even-
tueel over op toerenregeling op
basis van drukverschil met leiding-
weerstandcompensatie.
Overmatig geluid in de
pomp.
Het groene signaal-
lampje brandt.
Lucht in de pomp. Ontlucht de pomp.
De inlaatdruk is te laag. Verhoog de inlaatdruk en/of contro-
leer de gasdruk in het expansievat
(indien aanwezig).
Onvoldoende warmte op
bepaalde plaatsen in het
verwarmingssysteem.
De volumestroom is te laag. Verhoog de opvoerhoogte (ge-
wenste waarde) en/of schakel
eventueel over op toerenregeling
op basis van constant drukverschil.
Storing Oorzaak Oplossing
Megging van UPE-pompen
1. Schakel de voedingsspanning uit.
2. Neem de draden van de klemmen L1, L2 en L3 los, als-
mede de aardedraad (zie B).
3. Sluit de klemmen L1, L2 en L3 kort met behulp van
twee korte draden (zie D).
4. Verwijder de draad waarmee de elektronica aan het
frame is bevestigd (zie A).
5. Meet de spanning tussen klemmen L1/L2/L3 en de
aarde (zie C).
De maximale testspanning is AC/DC 1500 V.
Opm.: Voer nooit een megging uit tussen de fasedraad
L1, L2 en L3.
Maximaal toelaatbare lekstroom: < 20 mA.
6. Breng de draad voor de bevestiging van de elektronica
aan op het frame (zie A).
7. Verwijder de korte draden tussen de klemmen L1, L2
en L3 (zie D).
8. Sluit de fasedraden weer aan op klemmen L1, L2 en L3
en sluit de aardedraad weer aan (zie B).
9. Schakel de voedingsspanning weer in.
TM00 9122 4596
D
C
B
A